Pedofilie - Mini-colleges
 

[ <  Vorige  ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]

Mini-college # 33, juli 2022: Problemen op je pad

Een overzicht

Goed, OK, we gaan de medemens met pedofiele gevoelens desgevraagd helpen, als maatje en/of als professional. Dan kun je dus wel enkele problemen op je pad aantreffen, in eerste instantie de problemen die de persoon zelf op zijn pad tegenkomt. Hierbij is een onderscheid te maken tussen
(a) problemen die met het pedofiele gevoel te maken hebben, en
(b) problemen die al dan niet los van elkaar kunnen ontstaan.
Bij (a) zien we dan bijvoorbeeld schuld, schaamte, isolement en stress, die dan bij (b) de vorm aan kunnen nemen van identiteitsproblemen, depressie en meer.
Laten we hier eerst een overzicht van maken en dan later op een deel van die problemen nader ingaan. We beginnen bij het begin.

De herkenning

Het zich bewust worden van pedofiele gevoelens gebeurt meestal in de tienerjaren, gemiddeld genomen op vijftienjarige leeftijd, zo vertellen ons Brian Cash en meerdere andere onderzoekers. Het klassieke verhaal is dat de middelbare scholier zo in de derde klas ontdekt dat zijn klasgenoten achter de meiden aan gaan, terwijl hij zelf nog steeds lonkt naar de brugklassertjes. Daarbij beseft hij al snel dat hij niet van de meisjes, maar ook niet van de andere jongens van zijn leeftijd gecharmeerd is, maar van de jongere schoolgenootjes, dus dat hij geen normale hetero of desnoods zelfs homo is maar … schrik oh schrik … Ik zal toch geen pedo zijn?

De samenleving

Deze ontdekking vindt plaats in een samenleving. Deze heeft daar zo haar eigen gedachten over. Allyn Walker noemt de voornaamste misvattingen die hierover in de samenleving aan te treffen zijn:

‘Alle pedofielen zijn misbruikers’, alias pedoseksuelen.

Dit is de grootste en lastigste misvatting op dit gebied: dat men het onderscheid tussen pedofilie (gevoel) en pedoseksualiteit (daad) niet weet te maken. Hier in Nederland begint dit besef langzaam her en der wel door te dringen, in veel andere landen en culturen, met name in de Engelstalige, is men nog niet zover, althans het publiek niet. Daar en hier raakt gaandeweg de term MAP in gebruik: Minor Attracted Person, veelal voorafgegaan door Non-Offending, dus NOMAP.

De Amerikaanse assistent-professor Allyn Walkers stelt in haar boek de term MAP te gebruiken in plaats van pedophile – en dit heeft zij geweten. Er volgde een anti-petitie die door duizenden studenten is ondertekend. Een pro-Allyn manifest werd ondertekend door zestig mede-wetenschappers. Haar baan is zij nu kwijt …
Anderzijds is er juist in de VS een beweging ontstaan van NOMAPs, genaamd Virtuous Pedophiles, annex VirPed, met inmiddels duizenden leden op hun wereldwijde forum die verklaren anti-[seks]-contact te zijn. Dit zijn er toch wel iets meer dan de handvol pro-[seks]-contact’ers die er o.a. in Nederland nog zijn, of waren.

‘Alle kindermisbruikers zijn dus pedofiel’.

Deze misvatting is het broertje van de hierboven staande. Veel media schrijven of spreken dan over “de pedofiele Albert A. te A. …”

Dit klopt niet.
Verreweg de meeste mensen met pedofiele gevoelens willen beslist geen pedoseksuele daden verrichten en doen dit ook niet. Van de mensen die pedoseksuele daden verricht hebben erkent slechts een 20% pedofiele gevoelens te hebben, de andere 80% dus niet, rapporteert o.a. onze Nationale Rapporteur ons.
Onze scholier weet dit nog niet en voelt in eerste instantie ‘Oh jee … dan ben ik dus een monster … nee toch?’. Dit is dus doorgaans de lastige eerste fase: de herkenning van het gevoel, maar in deze fase nog als een monsterlijk gevoel, als iets vreemds.

‘Wie op minderjarigen valt, is ‘een pedofiel’.’

Ook dit klopt niet. Een pedofiel valt op prepubers. Wie op adolescenten valt, is een efebofiel, een woord dat maar zelden hiervoor gebruikt wordt. Dat zijn er dan wel heel veel, want vrijwel iedere man valt op meisjes in of vanaf die leeftijd. ‘Een bok lust wel een groen blaadje’ luidt dan het spreekwoord. De taal is hierbij nog lastig, want in het Nederlands is een puber iemand vanaf de rijping tot een jaar of zestien, waarna hij of zij een adolescent is, al worden zij vaak genoeg nog puber genoemd. In het Engels staat puberty alleen op de rijping zelf, direct daarna is men adolescent.

‘Door pedofilie, dus pedofielen te bestrijden, beschermen we onze kinderen.’

Het tegendeel is waar. Bestrijden neemt het karakter aan van een taboe (is onbespreekbaar want ontoelaatbaar) en een stigma (dat schreeuw je van de daken). De combinatie van taboe en stigma bezorgt de jonge mens met pedofiele gevoelens alleen maar een enorme hoop stress, waarvan hij/zij in de war kan raken en precies het verkeerde kan gaan doen, terwijl de onbespreekbaarheid ervan de jonge mens weerhoudt om hierover te spreken en hiervoor hulp te vragen.

De erkenning als eigen

De herkenning is die van iets vreemds: ‘Hè, ik zou toch niet …?’ De erkenning is die van dat vreemde als eigen. Dit kan lang duren. Onze ‘gemiddeld vijftienjarige’ zwijgt er eerst over, gaat in zijn eentje zitten piekeren en vertelt het pas op gemiddeld 22-jarige leeftijd aan iemand: zeven jaar piekeren! Aan wie? Raad maar eens ….

Aan de moeder en aan een vertrouwde vriend: ‘Ik moet je iets vertellen, ik denk dat ik …’ … als hij het al voor zichzelf erkent als eigen, want hij kan het ook voor zichzelf ontkennen. Daar moeten we het dan eerst maar even over hebben:

Ontkennen

Jules Mulder beschrijft dit in zijn boek. De persoon gaat dan een relatie met een leeftijdgenoot starten en een zo normaal mogelijk leven leiden. Hoe groot deze groep is, kunnen we niet weten, want het komt neer op een leven lang met een geheim leven… tot dit mislukt en er op latere leeftijd …

“… bijvoorbeeld als er veel tijd komt na het pensioen, na een echtscheiding, als er kleinkinderen komen logeren … toch misbruik wordt gepleegd.”
Ik citeer hier Jules, met de cursivering van mij. Zijn boek gaat juist hierover, over misbruik(ers). De in deze zaken zeer ervaren Jules zegt dus in feite dat ontkenning juist tot misbruik kan leiden. Allyn Walker kan hierover niet schrijven, omdat de ontkenners zich niet door haar lieten interviewen.
Zelf ken ik iemand die pas na drie mislukte huwelijken (twee hetero en een homo) uiteindelijk toch moest erkennen dat … ja, dát …
In het vorige college noemde ik al ‘Ben’, die vroeg in zijn twintiger jaren besloot niet te gaan werken met kinderen en ‘gewoon te trouwen’; van het eerste heeft hij spijt en het tweede is intussen mislukt.

Erkennen

Na de onthulling aan de moeder is de standaard-reactie (a) ‘Je blijft mijn kind, (b) ik houd van je, maar (c) blijf je wel van de kinderen af?’ Doorgaans volgt de vader dan iets later met een soortgelijke reactie. De vertrouwde vriend blijft doorgaans ook de vertrouwde vriend.

Het kan echter ook anders lopen. Allyn Walker wijdt er meerdere passages aan, waarin de respondent vertelt dat het gezinscontact vrijwel werd verbroken en dat vriendschappen erop stuk liepen of mensen uit een kerk of een opleiding werden verbannen.

Iemand vertelde mij de reactie van zijn moeder op de onthulling: “Nou, dat kan de familie dan beter niet te weten komen”, hetgeen een langdurig isolement van het gezin inluidde. In andere gevallen werd mij verteld van een isolement van de persoon binnen het gezin. In het bijzonder als er al ‘iets gebeurd was’ kon dit leiden tot een decennia-lange contactbreuk tussen de broers en zussen.
Invoelbaar is het wel dat het voor ouders en broers & zussen ook niet eenvoudig is om die coming out te verwerken en ermee te willen en kunnen leven.

Erkenning als eigen is dus een noodzakelijke maar ook een moeilijke fase. Jules Mulder beschrijft de reactie van “na de erkenning vooral boos op de maatschappij worden”. Deze boosheid kan versterkt worden “door lotgenoten”, zoals Jules het zegt. Volgens zijn ruime ervaring (in de verplichte behandeling) kan ook deze houding uiteindelijk leiden tot misbruik.
Een erkenning als lot kan een eerste fase zijn in dit proces. Men spreekt dan wel over lotgenoten, nog niet als gevoelsgenoten. Een lot komt van buiten, aanvaarding ervan voelt als een van buiten opgelegde noodzaak, (nog) niet als een van binnen gevoelde zelfacceptatie.

Beter is het dus, zegt ook Jules, om …

“… na een eerdere ontkenning, en mogelijk na een periode van isolement en depressie, [te komen tot] erkenning, en door steun en een helpende omgeving [te komen tot] acceptatie. Zij kunnen dan zoeken naar een manier om met hun voorkeur te leven op een veilige manier. Misschien dat een paar mensen ervan afweten.
Door in werk, vrijetijdsbesteding of sociale contacten met jongeren om te gaan en ook vriendjes en vriendinnetjes te hebben zonder de seksuele kant ervan. Waarschijnlijk is dit de grootste groep pedofielen: ze plegen geen misbruik, zijn goed voor kinderen en ouders en worden gewaardeerd in hun werk. In het beste geval kunnen zij ook over hun seksuele voorkeur praten en zijn daar afspraken over gemaakt. Ze moeten verdragen niet naar hun verlangen te kunnen handelen.” (Blz 19)

Van erkenning naar acceptatie

Om van erkenning (als lot) tot werkelijke zelfacceptatie te komen, heb je jezelf en ook anderen nodig.

Jezelf:
vooreerst de moed om jezelf en je gevoelens eerlijk onder ogen te zien. Dit vergt een basaal zelfvertrouwen, een in principe positief zelfbeeld, voorts zelfkritisch denkvermogen en het vermogen om met angst en stress om te gaan; niet minder het sociale vermogen om met anderen om te gaan, waarbij je dan die anderen niet vooraf al wantrouwt, maar in beginsel durft te vertrouwen.

Van cruciaal belang is dat je jezelf niet alleen in seksueel opzicht tot kinderen voelt aangetrokken, maar vooral (ook) emotioneel, empathisch, noem het vriendschappelijk. Sommigen noemen het “romantisch” (vooral in de Engelstalige teksten, daar op te vatten als slechts romantisch, dus niet seksueel), al zeg ik zelf liever “Niet romantiseren”: maak het niet mooier dan het is; maak (in je fantasie) geen ‘engeltjes’ van kinderen die ook grillige bengeltjes kunnen zijn – ga maar eens een uurtje voor de klas staan …

Anderen:
een sociale omgeving die andersdenkenden en afwijkend gedrag en gevoel kan accepteren, die in staat is empathisch te luisteren en te reageren en de medemens in principe te vertrouwen. Positieve rolmodellen kunnen hier ook helpen. Vooral ook ouders en vrienden die je trouw blijven.

Identiteit?

Zeker nu in de tijd van “LGBTQ++” komt de jonge mens te staan voor vraag “Wat is nu eigenlijk mijn identiteit?” Deze vraag wordt dringend en lastig als de jonge mens eenmaal heeft gevoeld dat hij of zij ‘anders is’. Binnen ons kader komt dan de vraag op of pedofilie ook een identiteit is of kan zijn.

Een eigen identiteit is het resultaat van een proces van ervaren, groeien, erkennen, communiceren en kiezen. We kwamen het in de colleges over Jung al tegen als het proces van individuatie (dat levenslang duurt – de colleges 18 en 19*) en bij Rogers als ‘zichzelf worden’ … gevolgd door ‘in menselijke relatie’ (de colleges 22, 23 en 24*).

[* Zie < https://www.helping-people.info/mini_colleges/lijst.html> ]
Dit doe je in principe zelf, maar ook de omgeving spreekt een flink woordje mee; deze kan je zelfgekozen identiteit al dan niet aanvaarden, maar kan je ook een identiteit aanpraten, een label op je plakken.

Identiteit is geen kleur, maar een palet van kleuren, in principe uniek, individueel, dus bij iedereen anders, als je dit lukt. “Kleuren” is meervoud, dus je identiteit is in elk geval meer dan alleen je seksuele oriëntatie of desgewenst identiteit, maar dan als een van de kleuren op je palet. ‘Identiteit’ wordt dan een unieke verzameling eigenschappen, waarvan een seksuele oriëntatie, mogelijk ook pedofiele gevoelens, er één van is, en niet de identiteit. Deze gevoelens zijn een eigenschap, naast vele andere eigenschappen. Je bent geen pedofiel, je hebt pedofiele gevoelens.

Wel, het hierboven geschetste pad van ‘herkenning als vreemd’ naar ‘geaccepteerd deel of aspect van een eigen identiteit’ is al knap lastig en tijd vergend. Is de (jonge) mens met pedofiele gevoelens al een aardig stuk gevorderd op dit pad, dan nog kunnen er ‘beren op het pad’ komen. We kwamen er al een paar tegen: twijfel, schuld, schaamte, isolement, angst, uitsluiting, lastige keuzes, depressie … Hier is er nog een:

‘Een dubbelleven leiden’

De meeste respondenten in de diverse onderzoeken noemen dit punt. De mate van openheid naar de omgeving kan sterk uiteenlopen van ‘niemand mag het weten’, via ‘enkelen weten het’ tot een grotere maar doorgaans toch selectieve openheid. Er wordt een selectie gemaakt, bijvoorbeeld ‘thuis wel, op het werk niet’, of ‘wel het gezin, niet de familie’, of ‘wel de partner, niet de (klein)kinderen’, dan wel ‘alleen vertrouwde vrienden, beslist niet het publiek’. Dit impliceert in meerdere of mindere mate het hebben van een dubbelleven.

‘Je blijft toch altijd min of meer in de kast’, zo luidt het in meerdere talen. ‘Uit de kast komen’ brengt risico’s met zich mee immers:

  • De mensen kunnen je (ver)oordelen, afwijzen, gaan mijden of uitsluiten.
  • Ben en blijf ik zelf wel veilig? Er is weerstand en agressie in de samenleving.
  • Kan ik anderen wel met mijn probleem opzadelen? Weten zij hier wel raad mee? Doe ik mijn ouders en familie hiermee geen verdriet? Belast ik de (klein)kinderen hier niet mee?
  • Sturen ze mij dan met veel drang en dwang in therapie? Gaat die therapeut mij dan onder druk zetten?
  • Gaat die mij niet aangeven bij de politie? In meerdere landen noemen de respondenten deze vrees.
    In Nederland geldt het medisch geheim. Aangifte mag en moet alleen als er een duidelijke, concrete en bewijsbare aanwijzing is dat de client een ernstig en voor een mens schadelijk misdrijf gaat plegen. Plaatjes zien valt hier dus niet onder, een ‘kuise’ vriendschap met een kind ook niet.
Ja, het kan ook goed aflopen: mensen blijven je accepteren en kunnen je ook steunen – maar dit weet je tevoren niet; je neemt een risico. Dit geeft stress. Ook het dubbelleven dat je in feite aangaat vergt voortdurende oplettendheid, soms slimme leugens-om-bestwil, minstens enige diplomatie, en dus altijd stress.

Omgaan met je eigen ‘apartheid’

We beschreven hierboven het proces van herkenning (als vreemd)  erkenning als eigen, en dit in een samenleving die hier als een taboe en eens stigma mee omgaat. Er zal stress volgen, maar volgen daarna ook ‘automatisch’ schuld, schaamte, somberheid, isolement, depressie, …?

Nee, er zit een keuzemoment in. Voor de gevoelens die in je opkomen kies je niet. Daarna kun je kiezen hoe je daar, voor jezelf en in de samenleving, mee omgaat. We zagen al de keuze tussen ontkenning en erkenning. Allyn Walker wijdt er een lange passage aan in haar derde hoofdstuk. Zij onderscheidt twee coping methoden (= handelwijzen) van haar respondenten: disengagement (afwijzing) en engagement (acceptatie):

Afwijzing:

    (1) Ontkenning en illusoir denken: ‘Het is niet zo’ en ‘Het gaat vast wel weer over’.
    (2) Geheimhouding of zeer selectieve openheid. Dit resulteert in stress.
    (3) Middelengebruik; haar respondenten noemen: alcohol, cannabis, medicijnen, psychedelica, heroïne, cocaïne, crystal meth …. De gevolgen laten zich voorspellen.
    (4) Zelfgekozen isolement, zich terugtrekken uit de samenleving contact met mensen vermijden.
Duidelijk moge zijn dat dit niet werkt.

Acceptatie:

    (1) Contact zoeken en leggen met (groepen van) gelijkgezinden, bijvoorbeeld op Internet fora. Hier vinden haar respondenten herkenning, erkenning, begrip en steun.
    (2) Informatie opzoeken. Het Internet biedt hier ruime gelegenheid toe, zowel over ‘Wat is er met mij aan de hand?’ als ‘Hoe kan ik hiermee leven?'
    (3) Steun zoeken bij vrienden en familie.
    (4) Activisme. Zowel anderen helpen als invloed uitoefenen op de samenleving door informatie te geven en de discussie aan te gaan.
    (5) Relatie(s) met volwassenen aangaan en hierbij openheid betrachten.
    (6) Religie: ‘God heeft mij zo gemaakt, wijst mij niet af en zal mij helpen’.
    (7) Zelfacceptatie. Dit is de beste weg en het eindstation ervan. ‘Ik kan gewon genieten van kinderen en seks hoeft voor mij niet’.
Wilt u uw medemens helpen met zijn gevoelens? Vraag dan ook hoe hij/zij er voorheen en op dat moment mee omgaat – en help hem/haar waar nodig op weg naar het eindstation.

Nevenproblematiek

Hierboven noemden wij problemen op die de mens met pedofiele gevoelens op zijn/haar pad kan tegenkomen; hierboven problemen die duidelijk samenhangen met de betreffende gevoelens zelf.
Ook signaleerden wij problemen die niet rechtstreeks voortkomen uit de gevoelens zelf, maar met de manier waarop de samenleving daarmee omgaat én de manier waarop de persoon daar dan weer mee omgaat.
Te noemen zijn: schuld, schaamte, identiteitsproblemen, isolement, somberheid, depressie, moeite met ‘het stigma’, dus ‘het masker’, ‘het geheim’, ‘het dubbelleven’; soms ook juridische problemen en buurtproblemen.

Er zijn ook problemen die daar al dan niet mee kunnen samenhangen, die bijvoorbeeld eraan voorafgingen of die los daarvan kunnen opduiken. Hieronder noem ik de nevenproblemen op die ik zo op mijn hulpverlenerspad tegenkwam, met waar nodig een korte uitleg en/of aanwijzing. Op enkele van die problemen gaan we dan later in.

  • Autisme.
    Hierover spraken we al in college # 28. Autisme is aangeboren en was er dus al lang voor de hier bedoelde gevoelens opdoken. Uiteraard werkt dit dan door in de manier waarop de persoon daar mee omgaat.
  • Hechtingsproblematiek.
    Ook deze stamt uit de vroege jeugd, lang voordat de gevoelens zich aanmeldden. We spraken erover in college # 21. Er is mogelijke samenhang geconstateerd tussen vroege onveilige hechting en latere pedofiele en/of pedoseksuele problematiek.
  • Er is ook onthechtingsproblematiek mogelijk:
    ouder(s) en kind laten elkaar dan niet los. Dit kan nog wel in de twintiger leeftijd; rond de dertig wil (en moet) de jongere persoon toch echt zich losmaken en moeten de ouders hun kind echt gaan loslaten. Na de dertig telt de autonomie zwaarder dan de hechting.
  • Somberheid.
    Zeg niet ‘Ach joh, het valt toch allemaal wel mee …’, want het valt inderdaad niet mee, er is reden toe. Hier is eerst en vooral vraag naar empathisch luisteren, zo mogelijk gevolgd door de vraag hoe de ander daar dan mee omgaat en misschien wat er eventueel aan te doen zou zijn; lukt dit niet, dan is ‘acceptatie van de situatie die is zoals die is’ een mogelijke uitweg.
  • Depressie is al genoemd.
    Depressie is meer dan somberheid: de persoon heeft geen zin of trek in eten, komt niet uit bed en niet tot activiteit. Ook hier geldt: empathie en wat hier zojuist boven is gezegd. Antidepressiva worden massaal geslikt. Ze zijn echter verslavend, zodat men steeds meer nodig heeft. Veel mensen hebben ervaren dat stoppen – nog altijd geleidelijk dan - de depressie terug kan brengen, concluderend dat antidepressiva niet verhelpen maar verhullen.
  • Bipolariteit Dit betekent dat de persoon afwisselend depressief en manisch is. Bij echte manie is vaak enige vorm van grenzen stellen nodig. Geef in elk geval uw grenzen aan. Een arts zal denken aan stabiliserende medicatie en hierbij waarschuwen voor gebruik van alcohol. Bij forse manie kan een slaapmiddel behulpzaam zijn, zij het tijdelijk, want als iets verslavend is zijn het wel deze middelen.
  • Suïcidaliteit
    is het moeilijkste dat mijn pad heeft gekruist. Hier geldt ook de waarde van empathie, maar dan inclusief het feit dat de persoon geen uitweg meer ziet, dus dat ‘leuke plannetjes voorstellen’ geen zin heeft. Men luistere lang en vrage door naar het hoe en wat dan, én na ‘wat daarna dan voor de nabestaanden’. Men acceptere stiltes in het gesprek.
  • Psychose en borderline
    In een psychose neemt de persoon de realiteit niet meer waar; in plaats daarvan kan een angstwekkende wereld beleefd worden. Doorgaans zijn hier antipsychotica het enige middel dat, bij voorkeur in de laagst mogelijke dosis, echt kan helpen.
    Borderline betekent dat de persoon afwisselend in de realiteit verblijft en in een eigen wereld verkeert. De persoon legt als het ware een slingerend pad af, heen en weer over de grens (borderline) tussen realiteit en illusie of fantasie. Doorgaans is de persoon hierbij te helpen door over de realiteit te spreken, maar dan over een prettige kant van de realiteit. Huisdieren zijn hierbij ware therapeuten.
    De combinatie van bipolariteit en psychose of borderline betekent dat de psychotische momenten zowel en afwisselend depressief en manisch kunnen zijn. Dit heet schizoaffectief. Het psychotische gedrag krijgt dan de voorrang in de aanpak hiervan.
  • Angsten
    zijn voor de persoon en de omgeving een fors probleem. Deze ‘wegwerken’ met medicatie helpt niet, want daarna komen ze weer terug. Angsten worden doorgaans aangepakt met heel geleidelijke blootstelling aan of confrontatie met de enge situatie of gedachte.
  • Trauma’s
    Hier is ‘vertellen, vertellen, vertellen’ het begin van de uitweg. Aan het einde van de weg eruit lonkt dan het loskomen van de rol van slechts slachtoffer zijn.
  • Verslavingen
    zijn zo ongeveer hét probleem van deze samenleving in deze tijd. Waar pedofiele gevoelens een rol spelen, ligt verslaving aan ‘downloaden’ van ‘plaatjes’ op de loer, met alle risico’s van dien. “Ik kan niet zonder” hoor ik dan zeggen. Hier moeten we later nog maar eens nader op ingaan.
Laten we onszelf vooralsnog een kleine verslaving toestaan: die aan de vakliteratuur voor wie de medemens wil helpen, wellicht te beginnen met de onderstaande bronnen.

De bronnen

Eerst en vooral:
Allyn Walker: A Long, Dark Shadow. Minor-Attracted People and Their Pursuit of Dignity; University of California Press, Oakland, 2021.
Dit uitstekende boek heeft haar haar baan gekost in de conservatieve VS … dus zeker lezen!

Jules Mulder: Pedofilie en misbruikplegers; voorkeur, gedrag en preventie van seksueel geweld; Uitgeverij SWP, Amsterdam 2019.

Brian Martin Cash: Self-identifications, sexual development and well-being in minor-attracted people: an exploratory study. Thesis; University of Cornell, USA, 2016 < https://www.ipce.info/library/thesis/self-identifications-sexual-development >.

Houtepen, Jenny A. B. M., Sijtsema Jelle J., & Bogaerts, Stefan; Being Sexually Attracted to Minors; Journal of Sex & Marital Therapy; # 1-21 (22 June 2015).
< https://www.ipce.info/library/journal-article/being-sexually-attracted-minors >.

Michael C. Seto: Pedophilia and Sexual Offending against Children - Theory, Asessment, and Intervention - Second Edition. APA, Washington DC, 2018.

Cantor, James M., & McPhail Ian V.: Non-offending Pedophiles - Current Sexual Health Reports, Vol. 13, nr 3, 2016
< https://www.ipce.info/library/journal-article/non-offending-pedophiles >

Anoniem, Vriend of vijand? Over pedofilie en pedoseksualiteit; Scriptie, 2005
< https://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/vriend_of_vijand/scriptie.htm >

Beek, Eric van & Dokkum, Nyke: Samenvatting onderzoek: Jongeren met pedofiele gevoelens; November 2015
< https://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/jongeren_met.htm >.

Jacobsen, David; Hulp voor pedofiele jongeren; Ouders Online 2015 & HvAmsterdam 2013:
< https://www.jorisoost.nl/lees/hulpverlening/hulp_voor_pedofiele_jongeren.htm >

Citaten uit:
Mathijssen, Ellen: Eindelijk iemand die me begrijpt: onderzoek naar de invloed van gevoelsgenotencontact op het verminderen van een eventueel sociaal isolement bij mannen met pedofiele gevoelens. Scriptie, HvAmsterdam, 2019:
< https://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/scriptie_e_m/scritpie_ellen_mathijssen.html >

Nationale Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen: Op goede grond – De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen – Den Haag 2014
< www.nationaalrapporteur.nl >

Virtuous Pedophiles: < https://virped.org >

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ] Naamloos document