Pedofilie - Mini-colleges [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |
Mini-college # 28, februari 2022: Mensen met autisme |
Hoe kun je deze mensen helpen?
Hiertoe moeten we eerst weten wat autisme eigenlijk is, of wat het zoal kan zijn.
Autisme geldt namelijk als aangeboren, dus niet te genezen, wat kun je dan nog
doen? Wat zijn de kenmerken? Kan er verband zijn met pedofilie?
Anno 2022 komt hier nog iets bij kijken, namelijk dat autisme tegenwoordig een
mode-diagnose is, net zoals ADHD dat tegenwoordig is. Je gaat naar de huisarts,
die verwijst je naar een specialist in autisme-behandeling … en wat is je diagnose?
Autisme! Vaak, naar mijn ervaring en inzicht althans, ten onrechte. Dit heet ‘overdiagnostiseren’, namelijk alleen op grond van gedrag, zonder oog voor de context, de betekenis van gedrag en de gegevens uit de kindertijd; of we zien verwisselingen met taal- of andere communicatieproblemen en een verstandelijke beperking.
Overigens kunnen ook zeer begaafde mensen autisme hebben.
Ooit is gedacht dat autisme ontstond door ‘kille moeders’, later werd hier toch
anders over gedacht, namelijk dat, hoezeer de ouders ook hun best doen, het
contact en de zo noodzakelijke hechting moeilijk tot stand komt. Door een stoornis?
Nee, eigenlijk eerder door een gedeeltelijke ontwikkelingsachterstand of
ontwikkelings-disharmonie. Een kind van 10 jaar kan in de techniek functioneren
als een 15-jarige, maar sociaal-emotioneel als een 5-jarige, of jonger.
Voorheen werd veel gesproken van (de ziekte van) Asperger, met als kenmerk
moeite met emoties en dus de sociale omgang. Nu spreekt met van Het autistisch
spectrum, ofwel AAS = Autistisch Spectrum Stoornis, omdat er zo veel vormen van
zijn. ‘De autist’ bestaat dus niet; er zijn veel vormen van. Is de persoon dan ‘een
autist’, als identiteit? Nee, niet als identiteit, wel met bepaalde eigenschappen die
ook weer per persoon kunnen verschillen, dus als ‘persoon met autisme’. Dit
betekent nu niet meer ‘persoon met kille moeder’ maar persoon met een andere
manier van het verwerken van informatie.
De kenmerken
De kern is een verschil in de fysieke en mentale ontwikkelingsleeftijd en de daarbij
horende vaardigheden. Zoals hierboven al gezegd is: Een kind van 10 jaar kan in
de techniek functioneren als een 15-jarige, maar sociaal-emotioneel als een 5-jarige.
Hiervoor is het begrip MAS1P ontwikkeld: Mental Age Spectrum within 1 Person.
Op verschillende gebieden kan iemand naast een fysieke leeftijd een andere
mentale leeftijd hebben qua kennis en vaardigheden. We kijken er dan niet naar als
stoornis, maar als een specifieke stand van de ontwikkeling van verschillende
vaardigheden, dus als ontwikkelingsprobleem, in het bijzonder op het gebied van
de sociaal-emotionele vaardigheden, dus de sociale contacten en relaties.
Het zit ‘m in de manier waarop het brein binnenkomende informatie verwerkt. Dit
zit ‘m in de genen – specifiek zelfs in één gen (of één hormoon) - en is van jongs af
aan te constateren. Wat zien we dan? Prikkel-overgevoeligheid
De (jonge) persoon ziet tal van details, maar los van elkaar, niet het geheel, geen
overzicht, structuur of volgorde. Hier spreekt men zelfs wel van context-blindheid.
De wereld is chaotisch en verwarrend.
Vooral bij menselijke communicatie speelt dit; daar is altijd een sociale context
waarbinnen iets gezegd of gedaan wordt en dat de betekenis ontleent aan die
sociale context. Is iets een grapje, een bevel, een beeldspraak of letterlijk bedoeld?
Dit leidt tot een zwakke sociaal-emotionele vaardigheid, dus zwakke hechting, dus
tot zwakke contacten en relaties, dus tot isolement, tot ‘buiten de groep vallen’.
Het kind kan niet met andere kinderen spelen, niet met leeftijdgenootjes. Het bij
spel zo belangrijke ‘doen alsof’ (‘En toen was jij de dief en ik de politie’ … ‘En
toen was ik de dokter en jij was ziek’…) wordt niet opgepakt, de fantasie stagneert.
De wereld wordt chaotisch, onbegrijpelijk en eng. Oogcontact wordt vermeden,
gebaren en gezichtsuitdrukkingen, veel niet-verbale communicatie worden niet
begrepen, de daarin uitgedrukte emoties worden niet opgepakt, niet begrepen.
Het brein krijgt veel informatie binnen, vooral via de ogen en de oren. Het brein
selecteert dan: wat is voorgrond, wat is achtergrond? Wat is essentieel, wat is detail?
Wat is nu van belang, wat niet? Bij een persoon met autisme komt alles binnen,
vaak vooral alle geluiden – je ogen kun je dicht doen, je oren niet: het
langskomende verkeer, een zoemende ventilator, het geroezemoes van een trein,
klas, groep, stad, winkel, markt of nog erger: een kermis. Op de scholen krijgt het
kind dan een ‘saai’ werkplekje aangeboden zonder van de leerstof afleidende
prikkels als leuke plaatjes aan de muur. Of later een dergelijke werkplek met
geluidsdemping. Een grote hal met tal van machines, mensen en geluiden is voor
deze mens een hel. Selectieve aandacht
Uit deze chaos kan het brein toch wel selecteren, maar dan vaak heel specifiek. Een
heel jong kind kan al bijna geheel geïnteresseerd zijn in dingen, ten koste van de
interesse in mensen, zoals het gezicht van de moeder. Het kind kijkt dan
bijvoorbeeld langs het gezicht van de moeder heen naar de schaduwen op de muur.
Of bijvoorbeeld specifiek glinsterende dingen, of ronde dingen of, later, getallen.
Dit bemoeilijkt het zo noodzakelijke hechtingsproces.
We zien vaak specifieke interesses, die danig kunnen verschillen van die van hun
leeftijdgenoten, beperkte en dus beperkende interesses. Dit kan leiden tot fixatie en
obsessie, tot dwangmatig en rigide verzamelen. Bij kinderen vaak spullen, dingen
die ze strikt ordenen, hebben, maar waar ze niet mee spelen; bij volwassenen vaak informatie. Waarom? Voor hen is dit als een vluchtheuvel of reddingsboei van een
klein stukje zekerheid in de voor hen vaak eng dynamische en steeds veranderende
wereld.
Die vluchtheuvel kan het eigen huis zijn. Dit kan er dan uit zien als een perfecte
ordening van de dingen – of als een enorme verzameling van details zonder enige
structuur, ordening of concept. Context-ongevoeligheid
De (jonge) persoon ziet tal van details, maar los van elkaar, niet het geheel, geen
overzicht, structuur of volgorde. Hier spreekt men zelfs wel van context-blindheid.
De wereld is chaotisch en verwarrend.
Vooral bij menselijke communicatie speelt dit; daar is altijd een sociale context
waarbinnen iets gezegd of gedaan wordt en dat de betekenis ontleent aan die
sociale context. Is iets een grapje, een bevel, een beeldspraak of letterlijk bedoeld?
Dit leidt tot een zwakke sociaal-emotionele vaardigheid, dus zwakke hechting, dus
tot zwakke contacten en relaties, dus tot isolement, tot ‘buiten de groep vallen’.
Het kind kan niet met andere kinderen spelen, niet met leeftijdgenootjes. Het bij
spel zo belangrijke ‘doen alsof’ (‘En toen was jij de dief en ik de politie’ … ‘En
toen was ik de dokter en jij was ziek’…) wordt niet opgepakt, de fantasie stagneert.
De wereld wordt chaotisch, onbegrijpelijk en eng. Oogcontact wordt vermeden,
gebaren en gezichtsuitdrukkingen, veel niet-verbale communicatie worden niet
begrepen, de daarin uitgedrukte emoties worden niet opgepakt, niet begrepen. Weerstand tegen verandering
De persoon met autisme houdt, in deze als chaos beleefde wereld, het liefst vast
aan vaste patronen, structuren, gewoonten, (spel)regels, zich herhalende stereotype
bewegingen of woorden. Ook aan vaste routes en volgorden, tot en met later in het
leven soms jaren lang hetzelfde menu. Ook dit kan later in bepaalde beroepen van
pas komen. Partiële stagnatie in de ontwikkeling
Als er één verandering groot is in het kinderleven is het wel het begin van de groei
in de puberteit, vaak ook nog samengaand met een andere school, dus klas, dus
route, en klasgenootjes die ook ‘de lucht in schieten’ en ineens veranderen. Ook de
aard van de vriendschappen verandert dan, er ontstaat verkering. Er wordt
gevraagd ‘Op wie ben je?’, ‘Met wie ga je?’, ‘Heb je al een meisje?’
De jonge mens met autisme, onze mentaal nog vijfjarige, kan dan lichamelijk ‘de
lucht in schieten’, maar mentaal, sociaal en sociaal nog kind blijven, liever met
jongere kinderen omgaan en ‘buiten de groep vallen’ – zo ongeveer het ergste wat
een tiener kan overkomen. En ja, als al vierdeklasser nog steeds verliefd worden op
de brugklassertjes. We weten dat dit lang zo kan blijven, tot ver in de
volwassenheid. Autisme en pedofilie
Vrij lang geleden heb ik een klein onderzoek gedaan naar de eventuele samenhang
tussen ‘Asperger’ en pedofilie. Inderdaad: van de respondenten, leden van een
‘pedofilie’-forum, dus niet representatief voor de bevolking, herkende 35% zich in
de beschrijving van Asperger, terwijl dit in de bevolking als geheel een 7% haalde.
Het beeld dat mij vaak beschreven is, is dit. Onze tienjarige staat aan de rand van
het schoolplein. Hij wil graag meedoen en vriendjes hebben, maar dit lukt hem
niet. Deze kinderen hebben moeite met samen spelen, dus met vriendschap. Vele
jaren later verlangt hij nog steeds naar zo’n jong vriendje.
Hoe kun je helpen?
Om te beginnen: help de mensen te accepteren dat ze zijn wie en zoals ze zijn.
OK, een diagnose, maar laat die diagnose dan niet ‘een stoornis’ zijn, maar een ontwikkelingsdisharmonie op de verschillen de levensgebieden: puur volwassen op de werkplek, innerlijk en sociaal nog wel wat kinderlijk gebleven. Je bent daar niet de enige in: er zijn genoeg mannen die op het werk en in de sportschool een superman zijn, maar mentaal en innerlijk nog ‘een kleuter’. De mensen zelf beleven dit niet als stoornis, maar als voor hen normaal. Sluit aan op de MAS1P, het Mental Age Spectrum within 1 Person. Ga in de techniekles met onze tienjarige om als een vijftienjarige, ga inzake spelen met vriendjes met hem om zoals je normaliter met een vijfjarige doet, wellicht qua hechtingsgedrag nog een twee- of driejarige. Voor de tienjarige voelt dit als normaal. Ondersteun hem waar nodig met veel liefde en empathie.
Verdere hulp, plechtig gezegd psycho-educatie, kan dan bestaan aan het bieden van
overzicht, context, volgorde, structuur in de fragmentarisch waargenomen
verwarrende realiteit. Leg de sociale structuur en de ongeschreven wetten van de
samenleving uit. Visuele metaforen kunnen helpen. Vermeulen geeft op blz. 165 als voorbeeld, hier kort samengevat: Hoe reageer je als je last hebt van anderen? Je hebt de keuze tussen subassertief, assertief of agressief. De cursisten reageren met ‘Huh? Wat? Hoe?’ Introduceer dan de schildpad, de pauw en de leeuw. Dit begrijpen de mensen direct.Ook humor kan werken, mits eerst aangegeven als humor, of grappige overdrijving. Wees in uitleg en opdrachten concreet. Maak afspraken stipt en houd je er precies aan. Kom stipt op tijd. Leg uit wat er gaat gebeuren en wie daar bij zal zijn: wat, waar, wanneer, met wie en hoe. Verhelder meer dan je gewend bent, maar doseer dit ook tot wat echt ter zake doet, zonder uitweidingen, met weinig woorden en korte zinnen. Geef mensen de tijd om dit te verwerken.
Vermeulen, spreekt op blz. 174 van “de socrautische methode”. Stel, net als
Socrates, concrete vragen, in kleine deelstapjes, en geef niet zelf de antwoorden.
Simpel en direct, kalm en duidelijk, concreet. Met volwassenen in gesprek Over volwassenen is inzake het ASS minder bekend dan over kinderen. In de loop van hun leven leren mensen te compenseren en te camoufleren. Mensen met pedofiele gevoelens helpen we vooral in individuele en in groepsgesprekken. Met dit laatste hebben mensen met ASS moeite …
“Praten over hun problemen volstaat niet. Het beklijft te weinig, omdat het niet concreet genoeg is, omdat het niet zichtbaar genoeg is en vooral omdat ze […] niet kunnen ‘toepassen’. Als ze al leren, dan leren ze niet op basis van veralgemeenbare inzichten, maar op basis van concrete autistische regeltjes en scenario’s.” (Vermeulen, blz. 173.) Problematische gevolgen De wereld, vooral de sociale wereld, kan voor mensen met ASS een mijnenveld zijn, vooral bij ongestructureerde sociale momenten, zoals pauzes, feestjes en bij groepsactiviteiten … zoals ook groepsgesprekken. Isolement ligt om de hoek, maar ook stress, angst, depressie en frustratie dus agressie. Eén ogenschijnlijk (onverwacht) klein voorval, of één verkeerd woord … en ze kunnen doorslaan. Wat dan niet helpt, is kwaad worden, kritiseren, bestraffen, argumenteren en discussiëren. Wat wel helpt, is rustig, kort en concreet vragen en doorvragen wat hen dwars zit – en de situatie rustiger maken of een rustiger situatie aanbieden.
Zoals gezegd: praten helpt niet, wel dingen doen. Sport of spel met vaste regels
liever dan praatsessies. Opruimen werkt! Ook het (helpen bij) zelfverzorging;
gebrek hieraan kan een teken zijn van depressie – of van praktische onkunde. “Nee, groot fan van veranderingen zullen we nooit worden, maar we weten dat de wereld variabel is, dus leer ons daarmee omgaan.” (Peter Vermeulen in Dobber, Trouw)Blijft: de basis: help de mensen te accepteren dat ze zijn wie en zoals ze zijn … te beginnen met het zelf accepteren dat ze zijn wie en zoals ze zijn. De bronnen
American Psychiatric Association - DSM-5R – Handboek voor de classificatie van
psychische stoornissen – Uitgeverij Boom, 2017.
Lidwien Dobber: Niets autistisch is ons vreemd – Interview met Peter Vermeulen, door; Trouw 26 februari 2022 M. van Soest: Autisme als gevolg van een dysfunctionele zintuigen hiërarchie; de behandeling van autisme volgens de Van Soest-therapie –– Proefschrift, Groningen, 1989 – Uitgeverij Acco, Leuven/Amersfoort, 1989. Promotoren: prof. Rink en prof Kok. Dé doorbraak van ‘kille moeder’ naar ‘de zintuigen’. Beschrijving van de literatuur, de geschiedenis, de huidige inzichten – en van de ontroerende behandeling van enkele kinderen.Wessel Broekhuis (16 jaar): Alleen met mijn wereld – Hoe ik leerde leven met autisme – Uitg. Nieuwezijds, Amsterdam 2010.
[ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |