Pedofilie - Mini-colleges [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |
Mini-college # 14, februari 2019: Augustín Malón en de deugden-ethiek
Dr Frans E. J. Gieles |
Voorwoord
Van Augustín Malón lazen we al in college 09, september 2018 over The participating victim (2009) en in college 13, januari 2019 over Adult–Child Sex and the Limits of Liberal Sexual Morality (2015). In beide artikelen schrijft hij, of lijkt hij te schrijven dat hij de genoemde contacten in bepaalde gevallen aanvaardbaar vindt; juister gezegd: dat hij de in de literatuur argumenten voor een universele veroordeling ervan onvoldoende vindt. Nu bespreken we zijn artikel uit 2017: Adult-Child Sex and the Demands of Virtuous Sexual Morality; Sexuality & Culture; 21(1), 247-269, ofwel ‘Seks tussen kinderen en volwassenen en de eisen van de seksuele deugden-ethiek’, in zijn geheel te vinden op < https://www.ipce.info/library/journal-article/adult-child-sex-and-demands-of-virtuous-sexual-morality >. Hierop heeft Tom O’Carroll een lang tegen-artikel geschreven. Het college zou geen “mini” meer zijn, als we beide lastige en omvangrijke artikelen in één keer bespreken. Daarom hieronder een Nederlandstalige bewerking van Malón’s artikel met slechts een kort commentaar van mij erbij en de vraag om hier zelfs eens een poosje over na te denken. De volgende maand bespreken we dan Tom’s artikel, waarna we in het boek van Seto van 2018 kunnen duiken. Even repeteren: Heel kort gezegd ... ... is zijn conclusie dat zijn vorige hierboven genoemde artikelen weliswaar soms tot aanvaardbaarheid kunnen leiden, maar dat je deze kwestie ook moet bekijken vanuit de ethiek, en wel vanuit de deugden-ethiek en dat dit dan leidt tot de onaanvaardbaarheid ervan. Samenvatting Dit is een vervolg op mijn [= Malón] artikel van 2015. Nu wordt de kwestie onderzocht vanuit de ethiek, echter niet vanuit een algemene ethiek, maar vanuit een specifiek seksuele ethiek. Dit leidt tot drie argumenten tegen seksueel contact tussen kinderen en volwassenen. Naast de vraag aan de ethiek over de toelaatbaarheid (permissibility) dient te worden aangevuld met de vraag naar de morele wenselijkheid (moral desiderability) van deze contacten. Inleiding De drie in het vorige artikel (2015) besproken artikel tegen seksuele contacten met jonge, pre-puberale kinderen, waren:
Net zoals de liberale ideologie, aldaar besproken, die hier anders over denkt, baseren ook de tegenstanders zich op
Van daaruit vinden sommigen deze contacten soms toelaatbaar omdat kinderen
ermee in kunnen stemmen en er soms positief op terugkijken. Deze voorstanders
zeggen dat deze contacten niet inherent immoreel zijn; ze kunnen ook ethisch
neutraal zijn. Wel moet men er behoedzaam mee omgaan. ““Ik geloof dat dit [seksualiteit van kinderen met volwassenen] toch slecht is omdat het seksueel is.” Malón herhaalt ook zijn eigen slotzin: “Goldman kan hiermee wel eens een universele morele intuïtie mee verwoorden, die we beter niet over het hoofd kunnen zien.” Het probleem hier is, zo gaat Malón nu verder, dat men denkt vanuit een algemene
ethiek over wat wel en niet mag, maar de vraag overslaat of dit ook gewenst is.
Hiervoor moet men toch zien en erkennen dat seksualiteit aparte morele eisen stelt, in
het bijzonder als er kinderen bij betrokken zijn. De argumenten ‘er is instemming’
en ‘er is geen schade’ zijn dan niet voldoende. In dit artikel wil ik de argumenten
bespreken die zeggen dat deze contacten met jonge kinderen altijd veroordeeld
moeten worden. Bij kinderen komt er immers ook opvoeding kijken, dus niet alleen morele regels, maar ook morele idealen. Hierbij schiet de plichten-ethiek tekort en faalt de belevings-filosofie over seksualiteit. Bedenk dat er ook sociale en therapeutische aspecten bijkomen, al zeker in het onderzoek naar seksueel misbruik. Daar zit ook een ethische kant aan, bijvoorbeeld naar de vraag of ‘seksueel misbruik van kinderen’ als wetenschappelijk begrip bruikbaar is, en bij de vraag of pedofilie en hebephilie een mentale stoornis is. Hierbij kun je niet zonder ethiek, in het bijzonder niet om een specifieke ethiek voor seksualiteit. Argumenten voor een specifiek seksuele ethiek Bij seksualiteit kom je er niet met een plichten-ethiek (welk gedrag is toelaatbaar?). Je hebt er de deugden-ethiek bij nodig, omdat die ook vraagt naar de intenties, de bedoelingen, en wel van twee personen. Je moet weten wat ‘goede seksualiteit’ is, wat seksuele vervulling of voldoening is (sexual fulfillment) en dit kun je alleen formuleren vanuit een specifiek seksuele ethiek. Daarbij wordt bedacht dat er méér is dan alleen lust; er is ook een ideaal. Hieronder bespreek ik drie met elkaar samenhangende typen argumenten die in deze discussie gebruikt worden. (1) Perversie en obsceniteit Het gaat hier om een basaal idee over wat bij seksualiteit normaal en natuurlijk is, dus ook over wat abnormaal en pervers is, iets dat bij de plichten-ethiek en de belevingsfilosofie niet gezien wordt, maar bij een bredere kijk op menselijke seksualiteit wel. Ik richt mij nu op het begrip ‘normaliteit’, zoals dit door Thomas Nagel (1992) en Roger Scruton (1986) beschreven is. Richard Nagel:
Roger Scruton: Verwant hiermee is onze weerstad tegen obsceniteit, hetgeen inhoudt dat het seksuele contact alleen een lijfelijk gebeuren is en de ontmoeting als persoon zo niet plaat vindt. Een jong kind is hier nog niet toe in staat, noch met een volwassene, noch met een ander kind. Wij tolereren weliswaar, althans binnen zekere grenzen, bepaald seksueel gedrag tussen kinderen, omdat dit gedrag de schijn heeft van ‘normaal en natuurlijk’, en al een stapje is op de weg naar echte seksualiteit. Wat hier speelt is niet een kwestie van leeftijd of overwicht, maar van normaliteit. Wat we normaal vinden is ‘de kinderlijke onschuld’ en ‘het nog maagdelijke kind’, alsook een bepaalde leeftijd, de age of consent, waarop echte seksualiteit mogelijk en aanvaardbaar is. Seksuele inwijding vóór die leeftijd is te vroeg en moreel onjuist. Zo bezien zijn kinderen dus wel seksuele wezens, maar slechts op een beperkte en specifieke manier, in ieder geval niet als echte = volwassen erotiek. Er is nog geen of niet voldoende wederzijdsheid en relatie. Zelfs een vroeg orgasme wijkt af van het volwassen orgasme. Zoiets, zegt Malón nu weer, zeggen ook de meer liberale auteurs als Graupner (1999), Santfort (1987) en Schmidt (2002), sprekend vanuit een algemene ethiek. (2) De seksuele relatie (bond)
Unterwager v& Wakefield (1994) … Thomas (2002) … Malón zegt dan: (3) Erotische neutralisatie en ‘uitgebreide’ incest Het verbod op incest is universeel. Wie kinderen verzorgt en opvoedt dient erotisch neutraal te zijn. Laten we eens bezien waarom dit zo is. Bij incest gelden de bezwaren (1) instemming, (2) exploitatie en (3) schade eens te meer. Scruton: Malón: Ehman: [* “baardloze jongemannen” is de klassieke uitdrukking, o.a. in de Anabasis van Xenophon – FG]. Ook was de opvoeding door de man vooral een training om een volwassen man te worden – die dan zijn eigen weg zal gaan. Malón: De wetenschap over misbruik en overtuigingen We hebben nu gekeken naar de drie argumenten tegen seks tussen kinderen en volwassenen, vanuit een specifiek seksuele moraal die niet gebaseerd is op de beleving alleen, maar wel op de intentie van het seksuele verlangen en de daarbij behorende specifieke morele eisen. Laten we hier nog eens naar kijken, vooral naar de tegenstrijdigheden, om zo de gangbare moraal hierover in de Westerse samenleving te begrijpen. Kortweg gezegd, zijn het niet alleen de argumenten
die de samenleving hiertoe brengen, maar ook en bepaalde opvatting over seksualiteit als iets waardevols dat morele eisen stelt, die zeggen wat moreel wenselijk is. Dit is geen cultureel verschijnsel, maar iets dat dieper in het mens-zijn ligt. Finkelhor (1979, What is wrong with …): (1) intrinsiek fout, want onnatuurlijk; Malón: Bezien vanuit een specifieke seksuele moraal verdwijnen de argumenten (1) instemming, (2) exploitatie en (3) schade niet, maar krijgen deze een andere betekenis: (1) Instemmen met seks vereist meer dan andere typen instemming. Er is, ondanks enkele zeldzame culturele en tijdelijke uitzonderingen, toch een universele seksuele moraal die deze contacten met jonge kinderen verbiedt. Zo worden baby’s wel eens genitaal gestimuleerd, maar dit is niet vanuit een verlangen naar of van de volwassene, dus niet wederzijds; het is simpelweg om het kind rustig te maken, dus aspect van de zorg, niet van seksualiteit. Bij seks tussen jonge meisjes en mannen geldt dit in feite als een huwelijk. Bij de Grieken ging het om geslachtsrijpe jongemannen, niet om seksuele inwijding. Dit alles is een culturele variant op een toch bestaande universele seksuele moraal en de universeel bestaande scheidslijn tussen de generaties, waarbij het jonge kind nog niet gezien wordt als persoon, de volwassene wel, en de puber/adolescent daar tussenin als ‘wordend persoon’. Tegenwoordig wordt de kindertijd nog opgerekt, gezien het gaandeweg hoger worden van de age of consent. De argumenten ‘perversie’ en ‘obsceniteit’ gelden dus eens te meer als het om jonge kinderen gaat, en pas gaandeweg minder tijdens de puberteit en de adolescentie, zij het nog wel met de nodige twijfel en ambivalentie. De verwerping op morele gronden heeft dan ook niet zozeer met de leeftijd te maken – we gunnen het kind wel enige seksuele ervaringen – maar met het verschil in leeftijd c.q. generatie, en de aard van de relatie, die niet én opvoedend én seksueel kan zijn. De pedagogische dimensie Vrijwel geen der auteurs, hierboven vermeld, heeft ingezien dat seksualiteit meer is dan genitaal plezier, noch ook verdedigd dat ‘seks is genitaal plezier’ een juiste visie is. Primoratz (1999) stelt wel dat er meer is, namelijk een emotionele band. De meeste auteurs zien wel iets als een ideaal, maar houden het bij de plezierige ervaring, zonder hier een conclusie aan te verbinden die ook grenzen en beperkingen impliceert. Dit ideaal, de juiste menselijke seksuele relatie die wederkerigheid kent, sluit wel bepaalde verhoudingen uit die zich moreel niet met seksualiteit laten verenigen, met name die tussen kinderen en volwassenen. Deze moraal is universeel en wordt van generatie op generatie overgedragen. Bezien vanuit deze universele moraal, telt de instemming of het initiatief van het kind niet. Er komt meer bij kijken, met name een pedagogische dimensie. Hier is nog te weinig aandacht aan besteed. We moeten ons toch ook afvragen wat zo’n seksuele ervaring doet met de verdere ontwikkeling van het kind als persoon – met name wat het kind hierdoor niet leert, dus later zal missen. De instemming met en dus de keuze van het kind voor seks met een volwassene is van andere aard en orde dan ’s kinds keuze voor een haardracht of een stijl van kleding. Seksualiteit impliceert een keuze als hele persoon voor contact met een andere hele persoon. Hier is het jonge kind nog niet aan toe. Het kind zou dan leren dat het verlangen naar en het bereiken van genitale lust, met wie dan ook, voldoende is. Dit is niet zo. Hier is even niet aan gedacht tijdens de seksuele revolutie en door de voorstanders van zulke contacten, namelijk dat menselijke seksualiteit toch iets anders en iets meer is dan welke andere keuze of welk verlangen dan ook, anders dus dan bijvoorbeeld honger en dorst of zelfs vriendschap. Seks is geen spelletje, het is heel wat meer. Conclusie
Sluiten de twee visies op seksuele moraal, de algemene en de specifiek seksuele,
elkaar uit? Mijns inziens [= Malón] voldoet de algemene moraal, in het bijzonder
de liberale versie ervan, om de betrekkingen tussen volwassenen te regelen, maar niet
die tussen volwassenen en kinderen. - - - - - Mijn eerste korte reactie In The participating victim heeft Malón met een open blik het onderzoek hierover bekeken en beschreven. In 2015 heeft hij de argumenten van de tegenstanders gewikt, gewogen en te zwak bevonden. De laatste zin van dat artikel is van belang: ‘Hé, toch is zowat iedereen er intuïtief en collectief tegen: waarom dan?’ In het bovenstaande artikel komt hij dan uit bij de moraal en de ethiek. In principe is dit de juiste wetenschappelijke houding: onderzoek alles. Toch oogt het ook als een omslag in zijn eigen denken. Tot zover Malón. Ik heb hem flink de ruimte gegeven, hier min de inleiding zeven pagina’s met leesbare letters voor zijn artikel van 19 pagina’s kleine lettertjes. Omdat dit een mini-college is, is er nu nog geen ruimte voor het verweer van Tom O’Carroll hiertegen in maar liefst 38 pagina’s kleine letters, de literatuurlijst hier ook niet meegerekend. Wel wil ik hieronder zelf reageren, zo kort als mogelijk is, op hoofdpunten. Pedofilie en pedoseksualiteit
Het gehele artikel gaat over pedoseksualiteit, maar spreekt slechts van pedofilie, twee toch beduidend verschillende verschijnselen. Zie het eerste college in deze reeks. Het kind als persoon Wat mij het meest tegen mijn inborst stuit, is dat het kind hier niet als persoon gezien wordt. Dit strijkt tegen al mijn haren in als ouder, grootouder, orthopedagoog en als mens. In mijn proefschrift omschrijf ik het begrip ‘persoon’ aldus: “een herkenbare individuele en unieke eenheid van menselijke lichamelijkheid, waarderen, willen, voelen en kennen, met alle rationele én irrationele kanten van dien, die zich door zijn eigen keuzes en handelingen een eigen biografie, dat is: een eigen verhaal over het eigen leven, schept.” Gevolgd door de toelichting: “Dit persoonsbegrip is niet absoluut bedoeld, maar gradueel, d.w.z.: men kan het persoon-zijn in deze en/of gene aspecten, nu wel, dán niet, in meerdere of mindere mate waarmaken [*…]. Dit persoonsbegrip is holistisch in die zin dat niet alleen de doorgaans als volwassen begrepen vormen van personaliteit (bv. rationaliteit) erin vervat zijn, maar ook de doorgaans als kinderlijk begrepen vormen van personaliteit (bv. gevoel en irrationaliteit). Zowel kinderen als volwassenen kunnen zich meer of minder als persoon opstellen.” (blz 31) Een bladzijde daarvoor staat: “Het is niet zo dat de mens altijd handelt en dat hij altijd als persoon optreedt. Essentieel voor het met de geboorte gekregen recht om als mens te worden aangesproken is niet het gedrag en zelfs niet het feitelijk handelen of persoon zijn, maar het kunnen handelen, het kunnen realiseren van personaliteit, het gekund hebben of zelfs de hoop dat het ooit een beetje zou kunnen. Kortom: het verschil tussen kind en volwassene is gradueel, niet essentieel. Cruciaal in het gehele proefschrift is dat de groepsleider als persoon (in ontwikkeling en met grenzen) contact legt met het kind als persoon (in ontwikkeling en met grenzen). Dit is ook wat elke ouder doet vanaf direct na de geboorte van hun kind. De orthopedagoog, die het kind krijgt aangereikt als probleemgeval, als een bundeltje ongewenst gedrag, benadert dit kind vanaf het eerste contact als persoon. Hoe jong, zwakbegaafd, lastig, gehandicapt of zelfs crimineel het kind moge zijn: het is een persoon en dient als persoon benaderd te worden. Belangrijke aanvulling: juist met de schaduwkant van het kind dient contact gelegd te worden, door de groepsleider die de grenzen van het kind accepteert en ook zijn eigen grenzen aangeeft. Uit het onderzoek van mijn proefschrift blijkt dat juist die groepsleiders die, zelf als persoon handelend, ook het kind als persoon benaderen, het beste contact leggen en dus de meeste conflicten kunnen oplossen. Als het hele team dit doet, scheppen zij zo een goed, therapeutisch groepsklimaat. Ouders die ‘het vak van ouder zijn’ nog moeten ontdekken en leren, zijn van meet af aan al ouders. Een leraar die in zijn eerste lessen zijn vakkunde nog moet ontwikkelen, is van meet af aan leraar en wordt als zodanig aangesproken. Malón reduceert het begrip persoon tot de volwassen persoon. Erotiek ‘Erotiek’ wordt gebruikt in twee betekenissen: (1) als synoniem voor ‘seks’ en (2) voor wat er zoal aan aangenaams kan gebeuren rond seks. Ik gebruik het woord in de tweede betekenis. In mijn lezing/artikel:
maak ik onderscheid tussen ‘Erotiek A’ en ‘Erotiek B’: “Onder erotisch contact hebben versta ik het hebben van lichamelijke omgang die als plezierig wordt ervaren of bedoeld, Inderdaad: het is, naast het gedrag, vooral de intentie die telt. In het schema vlak boven deze tekst is er een grens getekend tussen erotiek A en
erotiek B: daar ligt des groepsleiders grens: ga erotiek A vooral wel aan, ga erotiek
B vooral niet aan. Een bekende spreuk (uit de NVSH/JORis-kringen) luidt: “Geen volwassen seks met een kind, wel kinderlijke seks met een volwassene.” Die ‘seks’ relativeer ik dan wel flink: als er inderdaad 4% kans op schade is, dan neem ik dit risico maar niet. Ik wil dit niet en verlang er niet naar, zoals we nu van zo velen horen. Beheers het pedoseksuele verlangen liever maximaal behoedzaam. Erotiek A biedt mijns inziens voldoende ruimte voor beiden. Misgun het kind deze warmte en intimiteit niet uit misplaatste preutsheid of angst; het kind heeft dit nodig. [*]
Het kind staat niet in de kou en de volwassene mag het contact ook best plezierig vinden en er zelfs naar verlangen: het kind-minnende verlangen, in het Grieks: het pedofiele verlangen, het mag er zijn. Het huiswerk … is vanzelfsprekend dit: denk zelf eens een flinke poos na over wat Malón hier geciteerd en geschreven heeft en vorm hierover uw eigen gedachten, moraal, ethiek. [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |