Pedofilie - Mini-colleges [ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ] |
Mini-college # 10, oktober 2018: Het onderzoek van Rind c.s.
In de serie ‘Ken uw klassieken’ bespreken we nu het beroemde of beruchte
onderzoek van
Je kunt hier natuurlijk een heel boek over volschrijven, maar hieronder probeer ik de kern van dit onderzoek in het kort aan te geven en uit te leggen.
Voor verdere studie volgen dan enkele verwijzingen hiernaar. Het type onderzoek Al te vaak is dit gedaan bij mensen die in behandeling waren, ofwel in een kliniek,
anders gezegd bij een klinische steekproef. Rind c.s. maakten een andere keuze: zij
zochten naar onderzoek van niet-klinische steekproeven. Daarbinnen kozen zij
onderzoeken met studenten als steekproef, anders gezegd “Using College
Samples”. In een eerder onderzoek hebben zij aangetoond dat die steekproeven
representatief zijn voor de bevolking als geheel. De omvang van de onderzochte onderzoeken Uiteindelijk selecteerden zij 59 bruikbare onderzoeksrapporten. De mate van welbevinden werd vaak afgemeten aan het vermogen van de mensen
om zich aan te passen (adjustment), juister gezegd: het verschil hierin tussen mensen
met seksuele ervaringen als kind en een controlegroep zonder deze ervaringen.
Als belangrijke mogelijk oorzakelijke factoren werd van alles onderzocht, maar
vooral de gezinsomstandigheden en de mate waarin het gezin zich kon aanpassen,
juister gezegd: het verschil hierin inzake de mate van welbevinden en de
gezinsomstandigheden tussen mensen met seksuele ervaringen als kind en een
controlegroep zonder deze ervaringen. De kern van de vraagstelling Deze was: het onderzoeken van het mogelijke waarheidsgehalte van vier algemeen aangehangen overtuigingen inzake de gevolgen van seksuele ervaringen in de
kindertijd, namelijk:
Eerder gedaan onderzoek In beide typen onderzoek moet men beginnen met een vraagstelling en vervolgens de gebruikte begrippen definiëren. Zoals te verwachten was, liepen de definities in
de literatuur nogal uiteen. Wat men beschrijft is zelden omschreven als ‘een
seksuele ervaring in de kindertijd’ (Childhood Sexual Experience ofwel CSE), maar
doorgaans meteen als ‘seksueel misbruik in de kindertijd (Child Sexual Abuse ofwel
CSA). Wat er bij onderzoek nogal eens mis ging De auteurs bespreken de literatuur ook kritisch. Zij sommen op wat zij aan fouten zoal tegenkwamen. Bij kwalitatief onderzoek Bij kwantitatief onderzoek De statistiek Heel in het kort:
Je neemt een steekproef, gekozen met bepaalde criteria (kinderen uit groep 8 in
Nederland) uit de bevolking die dan de populatie heet (= al die kinderen). Je meet
de schoolresultaten. Die zullen variëren. In de steekproef heet dit de variatie (r), in de populatie heet dit dan de variantie; die kun je berekenen: r2: het kwadraat van de variatie. De r is altijd een breuk, bijvoorbeeld 0,50, meestal weergegeven als .50 of 50%.
het kwadraat van een breuk is altijd kleiner: hier .25. Het getal is dus lager, maar
betrouwbaarder. In de berekeningen van Rind c.s. treffen we ook nog de ru en de ru2
aan: de r unbiased. Dit is de correlatie die gecorrigeerd is door de omvang van de
steekproeven in de berekening te betrekken: de grotere steekproeven krijgen een
groter ‘gewicht’ dan de kleinere. Dit is de meest betrouwbare manier om conclusies
te trekken. Daarnaast meet je meerdere factoren (werkzame krachten): sociaalmaatschappelijke,
intelligentie, didactische factoren als de gebruikte methode en de
docent, het type school en zo meer. Ook die zullen variëren, dus er verschijnt
variatie en variantie. Dan ga je die varianties met elkaar vergelijken: Analysis Of
Variance alias ANOVA. Daaruit rolt dan een voor dit onderzoek belangrijk begrip: effectomvang, alias effect
size. Die vertelt je dan dat bijvoorbeeld de sociaal-economische situatie van het
gezin meer invloed heeft dan de intelligentie, en dat de kwaliteit van het contact
van de docent met de leerlingen weer meer invloed heeft dan de gebruikte
lesmethode. Of dat het tijdstip meer invloed heeft op de filevorming dan het feit of
er sneeuw ligt. Of dat een wegversmalling (bij het naderen van de stad) meer
invloed heeft dan het aantal rijbanen van de weg voor die versmalling. De resultaten
Van de vloed aan cijfers moet je er enkele kennen, goed onthouden en overdenken. Ten eerste de cijfers over de beleving achteraf. Deze mag je aldus afronden: Er is dus wel degelijk verschil tussen jongens en meisjes: het antwoord op de
vierde onderzoeksvraag. Ten tweede een cijfer over de waarschijnlijk oorzakelijke factoren van het latere niet-welbevinden. Die 0,81% wordt wel afgekort tot 1%. Dus is een later niet-welbevinden voor
slechts 1% veroorzaakt door de seksuele ervaring: een opmerkelijke bevinding in
de tijd dat men standaard aan 100% dacht. De antwoorden op de onderzoeksvragen Vraag 1 was: klopt de stelling dat seksueel misbruik in de kindertijd (maar bedoeld
is eigenlijk: seksuele ervaringen in de kindertijd) schade veroorzaakt, en wel (vraag
2) op grote schaal en (vraag 3) gewoonlijk intens is?
Het antwoord is: Nee, dit is schromelijk overdreven. Dus, zeggen de auteurs: herzie het begrip ‘Seksueel misbruik’ (SMK) als aanduiding
voor elke seksuele ervaring in de kindertijd. Zoals gebruikelijk zeggen ze er bij dat zij benadrukken dat hun conclusie of presentatie ervan niet opgevat mag worden als
het goedkeuren van wat met SMK wordt aangeduid, gevolgd door Het vervolg Hierover gaan we nog spreken. Als cliff hanger vermeld ik maar alvast dat het
onderzoek dat hier bespreken door een storm aan protesten is gevolgd en
uiteindelijk zelfs door het Congres in de VS is afgekeurd met 355 tegen 0 stemmen.
Men vindt het onderzoeksrapport “gevaarlijk voor kinderen” en vreest voor meer
dergelijk onderzoek. In de resolutie wordt de president verzocht dit ook uit te
spreken. Intussen had de Hoge Raad (Supreme Court) dit al gedaan. In het vorige college hadden we het over ‘de omslag’ in het denken hierover, te
plaatsen in het begin van de jaren ’80. Rind c.s. publiceren hun rapport in 1998,
dus ruim daarna, als het klimaat al is omgeslagen; mede daardoor dus die enorme
weerstand. Zo’n onderzoek duurt natuurlijk best wel een poos, dus laten zij daar
begin jaren ’90 mee begonnen zijn. Wie dan literatuur verzamelt, komt uit bij de
literatuur van de jaren ’80 en die van de jaren ’70 en eerder. Wat je daar dan in leest, zijn de conclusies uit wat de respondenten gezegd hebben
… in de jaren die nog weer verder hiervoor liggen, dus goeddeels in de jaren vóór
de omslag, toen de mensen nog positief mochten rapporteren over hun ervaringen.
Dat positieve zien we dan terug in 1998, ver na de omslag, tot ieders verbazing –
en protest. We hebben gezien dat deze omslag niet als wetenschappelijke omslag is begonnen, maar als een cultureel en politiek proces waar de wetenschappers in mee gingen, anders gezegd: als een ideologisch proces. We zien dan dat ideologie het gemakkelijk wint van wetenschap. Gesteld dat we nu dergelijk onderzoek zouden herhalen. Nu is iedereen ervan al overtuigd dat elke seksuele ervaring in de kindertijd altijd negatief en schadelijk is, dus zul je dat terugzien in de antwoorden van de respondenten, dus in de cijfers en conclusies van het onderzoek. Dit is reëel voorspelbaar, nu het misbruik in de RK Kerk (en andere kerken, religies en groeperingen) boven tafel is gekomen, recentelijk opnieuw, en al zeker na de #MeToo beweging die alleen maar negatieve ervaringen en schadelijke gevolgen rapporteert. Vielen ooit de negative memories onder het taboe, nu vallen de positive memories onder het taboe. Zij zijn er wel, weten we, maar je hoort het er niet meer over te hebben. Ze zitten stilletjes en bescheiden in een verborgen hoekje, hier: Literatuur Dit college is kort gehouden, mini, het vraagt wel nadere studie. Kijk maar eens naar het hoofdartikel en de eenvoudiger versie daarvan: de Rotterdamse lezing, beide vermeld in de inleiding van dit college. De statistiek heb ik naar vermogen uitgelegd in mijn artikel Andere eenvoudiger versies
Seksuele jeugdervaringen en welbevinden; Belangwekkende studiedag te Rotterdam; Verslag van de KSA studieconferentie 18-12-1998 te Rotterdam; Koinos Magazine nr. 21 (1999/1)
Ingrijpende herziening van het begrip ‘seksuele kindermishandeling’; Nieuwe ontdekkingen van Bauserman, Rind en Tromovitch; door G. G., in: Koinos Magazine #20 (1998/4) Seksuele ervaringen van kinderen nader onderzocht; Over het werk van Bauserman, Rind en Tromovitch; door Dr Frans Gieles, in: OK Magazine nr. 67, maart 1999
< hhttp://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/seksuele_ervaringen.htm > (Na)beschouwing:
Gieles, F.E.J., Vergeet de vier procent - Onthoud de één procent, augustus 2017 Overzichten
[ < Vorige ] [ Start ]  [ Omhoog ] [ Volgende > ]
|