Pedofilie - Mini-colleges
 

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]

 

Mini-college # 1, januari 2018: Voorwoord, onderscheid, context

Versie 2

Voorwoord

Dit is het eerste van een serie mini-colleges over ‘pedofilie’: gevoelens, oriëntatie, en over hulp aan wie dit bij zichzelf bemerkt en erover is gaan piekeren.
Voor vragen en reacties kunt u mij mailen op < frans@human-being.nl >.
Dr Frans E J Gieles

Een eerste belangrijk onderscheid

Pedofilie is het gevoel zich aangetrokken te voelen tot kinderen, ook in erotisch of seksueel opzicht.
Pedoseksualiteit is een daad: seksueel contact met kinderen aangaan.
Merk op dat pedofilie niet bij wet verboden is, zelfs niet verboden kan worden omdat gevoelens niet verboden kunnen worden; alleen bij daden kan dit en bij pedoseksuele daden is dit inderdaad het geval.
Beide begrippen hangen samen als twee in elkaar grijpende kringen met elk een eigen gebied en samen een overlappend gebied:

AB = Pedofilie
BC = Pedoseksualiteit
A = Pedofilie zonder pedoseksualiteit
B = Pedofilie met pedoseksualiteit
C = Pedoseksualiteit zonder pedofilie

Let wel: het gaat hier over begrippen, niet over personen. De begrippen verwijzen naar verschijnselen en grenzen die af. Verschijnselen kunnen gebeuren, dan zijn het gebeurtenissen.

Hoe vaak komen die dan voor?

Dit is moeilijk te schatten omdat vrijwel niemand hier open over is. Een redelijke inschatting is dat

  • vak A groot is, in de orde van een 80% of meer, ofwel dat pedofilie zonder pedoseksualiteit veel voorkomt;
  • dat vak B klein is, ofwel dat pedoseksualiteit vanuit pedofiele gevoelens in feite weinig voorkomt, en
  • dat vak C weer groot is, ofwel dat pedoseksualiteit zonder pedofiele gevoelens juist weer vaak voorkomt, zo in de orde van een 80% van de bekend geworden gevallen –
  • met de aantekening dat juist de gevallen B & C bekend worden, terwijl de gevallen A juist niet bekend worden, maar er intussen wel in groten getale zijn.

Een modern onderscheid

Sinds het zo eenvoudig is om met enkele klikken van de muis plaatjes enz. te zien te krijgen van kinderen in een erotische of seksuele context, en dit verboden is, is er een nieuwe categorie verschijnselen en gebeurtenissen ontstaan. Dit klikken en zien, soms ook bewaren, is een daad, maar is niet het aangaan van seksueel contact met kinderen. In modern ‘Nederlands’ heet daadwerkelijk seksueel (getint) contact nu hands on, en alleen het kijken naar seksuele of seksueel getinte handelingen hands off. Beide zijn bij wet verboden.

De context

De cirkels hierboven zweven niet in de lucht, ze bevinden zich in een context: de huidige samenleving hier en nu. Dit blijkt al uit het zojuist genoemde moderne onderscheid. In deze context worden pedofilie en vooral pedoseksualiteit als probleem ervaren door de samenleving en dus vaak ook door de betrokken personen zelf. Er is dan ook vraag naar hulp en naar onderzoek.

Een tweede belangrijk onderscheid

Menig scriptiestudent wil tegenwoordig het verschil onderzoeken tussen ‘de pedofiel’, ‘de pedoseksueel’ en 'de niet-pedofiel-of-pedoseksueel', enkelvoud of meervoud.

Veel verschillen zal de student niet vinden, behalve dan de verschillen die hij/zij al in de definities heeft gestopt. De fout is dat de student van een verschijnsel een identiteit maakt en dat er dus personen onderzocht gaan worden in plaats van verschijnselen.

Hiermee kom je al direct in de problemen. Er zijn twee boeken geschreven, een óver en een dóór iemand die in zijn hele leven gedurende vijf minuten een pedoseksuele daad heeft verricht. Is zo iemand nu een pedoseksueel? Of was hij eerst een pedofiel, toen vijf minuten een pedoseksueel en daarna weer een pedofiel? En hoe zit het met de kijker naar plaatjes?
Bovendien plak je de persoon hier een identiteit op, zonder te weten of die persoon dit zelf eigenlijk wel zo beleeft. Pedofiele gevoelens zijn toch eerder maar één aspect van de gehele persoon; pedoseksuele daden zijn maar één type daad in het geheel van de miljoenen daden die een mens verricht.

Onderzoek dus verschijnselen en spreek niet over personen, al zeker niet over een opgelegde identiteit van die personen.
Onderzoek – en spreek over – pedofiele gevoelens door er naar te vragen, ook naar wat de persoon daar dan wel of niet mee doet.
Onderzoek – en spreek over – pedoseksuele daden door daar naar te vragen, plus naar de motieven, gedachten, ethiek en de gevolgen ervan – in dit geval ook over de beleving van het kind in kwestie.

Opdracht/huiswerk:

Bedenk eens welke kritiek er op onderstaande tekst mogelijk is:

“Pedofilie: Een woord dat beter vervangen kan worden door pedoseksualiteit, want wat daders met kinderen doen, spreekt tegen wat de meeste mensen onder liefde verstaan. Pedofilie staat niet op dezelfde lijn als homofilie of heterofilie, want pedofilie is geen voorkeur maar een keuze.” Uit: Drs. B. ten Hag, Relaties en seksualiteit; Vergroting van intimiteit, terugbrengen van ongewenste vormen van seksualiteit; Handboek voor therapeuten, werkboek voor cliënten; Forum Educatief 2004

De twee boeken

  • Geschreven óver: Jamal Ouariachi; Een honger; Querido, Amsterdam 2015.
  • Geschreven dóór: Theo van Wilgenburg; Gevallen vogel achter tralies; Damon, Budel 2014. Dit boek biedt meer: een inkijkje in enkele filosofen en een inkijkje in wat ‘Behandeling’ inhoudt.