Pedofilie - Mini-colleges
 

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]

Mini-college # 11, november 2018: De strijd om de vrije wil, de feiten en de moraal

Het debat rond de publicaties van Rind, Bauserman & Tromovitch; een overzicht

Het gaat hier om onderzoek naar mogelijke schade door wat de schrijvers consequent en politiek correct seksueel misbruik van kinderen blijven noemen. We bezien nu de ontwikkelingen na het verschijnen van de meta-analyse. Het debat is fel en gaat over twee zaken die in het debat vaak door elkaar heenlopen, maar die ik hier scherp uit elkaar wil houden: feiten en moraal.

Onderzoek naar de feiten leert dat ervaringen met wat doorgaans misbruik wordt genoemd lang niet altijd blijvende schade opleveren, vrij zelden zelfs, en dat het dus eigenlijk niet altijd misbruik mag heten. De tegenstanders willen hier niet aan. Zij betwisten de feiten, maar dat wordt steeds moeilijker. Dan komen de morele uitspraken in het geding – en daarmee verandert het debat. Een discussie over feiten is een ander type discussie dan een discussie over normen. Beide discussies hebben verschillende onderwerpen, verschillende typen uitspraken en ook verschillende waarheidscriteria.

Het cruciale punt in het debat is de vrije wil van de kinderen die seksuele ervaringen hebben gehad. Volgens bepaalde deelnemers aan het debat kan die vrije wil niet bestaan, want deze mag niet bestaan, en dus bestaat deze niet. Onderzoek dat ‘m aantoont, zit er dus naast.

Zulk onderzoek gebeurt altijd met behulp van interviews of vragenlijsten. Men vraagt terug te zien op de bepaalde ervaringen en er een en ander over te zeggen. Als er dan voldoende mensen beweren dat ze vrijwillig aan die ervaringen deelnamen en deze ten dele ook positief beleefden, neemt men aan dat dit waar is. Maar anderen, die vaak de uitroep ‘Geloof de kinderen!’ gebruiken, willen hier niet aan. Zij geloven de kinderen slechts zolang deze zeggen gedwongen te zijn en een negatieve beleving te hebben gehad, zij geloven ze niet als ze iets anders zeggen. Die kinderen moeten wel misleid of gedwongen zijn, of hun ware gevoelens verdrongen hebben.

Het onderstaande is een ingekorte bewerking van
< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/gie_rbt_frame.htm >.
In dat artikel wordt alle besproken literatuur in de noten van een URL voorzien.

1999: De eerste ronde van het debat; niet gelezen, toch afgewezen

In tegenstelling tot de artikelen uit 1997 en eerder, werd de meta-analyse ineens ontdekt door het publiek en dit leidde in eerste instantie tot een storm van afwijzingen.

NAMBLA was de eerste, die de ontdekking als “goed nieuws” presenteerde op haar web site. Al vrij snel werd deze tekst verwijderd, want NARTH, een vereniging die homoseksualiteit als ziekte ziet en deze wil genezen, had die tekst gezien en zo de meta-analyse ontdekt.

Onmiddellijk volgde negatieve kritiek. Iemand las dit en lichtte “Dr. Laura” Schlessinger in. Deze vrouw is helemaal geen dr., maar heeft een veelbeluisterd radioprogramma. Zij begon een krachtig offensief in vele uitzendingen. Deze Laura is later van diverse radio- en tv-stations verwijderd vanwege haar zeer antihomoseksuele uitspraken. Haar zeer emotionele aanvallen waren gericht op de APA, de American Psychological Association (Vereniging van Psychologen), die de meta-analyse gepubliceerd had.

De APA moest wel reageren en begon afstand te nemen van de inhoud van de meta-analyse. Markant genoeg niet van de mate van wetenschappelijkheid ervan - dus niet van de feiten, - maar wel van de inhoudelijke conclusies - dus van de moraal. De APA herhaalde haar bestaande moraal dat alle misbruik, wellicht feitelijk wat minder schadelijk dan gedacht, toch (moreel) slecht is.

Ook de Family Research Council reageerde. Deze ‘Raad voor Gezinsonderzoek’, in feite een conservatief-christelijke belangengroep, heeft weliswaar nooit onderzoek gepubliceerd, maar zij lichtte wel de politiek in. Eerst verzetten enkele staten zich tegen het artikel en daarna het gehele federale Congres van de VS. Dit deed unaniem de unieke uitspraak om een wetenschappelijk correct geschreven artikel af te wijzen op inhoud. Dus niet op grond van feiten, maar op grond van de moraal.

Kenmerkend voor deze eerste ronde van de discussie was dat de eerste critici het hele stuk klaarblijkelijk niet gelezen hadden – of niet goed, of het niet hadden begrepen. Er werden bezwaren geuit die in het artikel zelf al uitvoerig waren weerlegd en er werden ‘citaten’ gegeven die in het hele artikel niet voorkwamen. Er werd alsmaar over ‘het bevorderen of goedpraten van pedofilie’ gesproken, terwijl het woord ‘pedofilie’ in het gehele artikel niet voorkomt. Het Rind team schrijft in mei en in november 1999 een stuk om zich in eerste instantie te verdedigen:

Overbodig te zeggen dat het Rind team in deze periode op alle denkbare wijzen aangevallen en bedreigd is. Zij konden hun banen hier echter niet aan verliezen, want alle onderzoek is in de vrije tijd op eigen kosten verricht.

In deze periode vallen dan de eerste twee artikelen van David Spiegel:

Spiegel is een leidend figuur in een vereniging met de indrukwekkende naam Leadership Council for Mental Health, Justice, and the Media (Raad voor Leidinggevenden in de Geestelijke Gezondheid, Justitie en de Media). Het is een vereniging van mensen die sterk geloven in een meervoudige persoonlijkheidsstoornis, veroorzaakt door verloren of onderdrukt herinneringen aan seksueel misbruik. In hun behandelingspraktijk brengen ze deze verloren herinneringen aan het licht. Deze therapeuten worden nu massaal aangeklaagd wegens het uitlokken van valse beschuldigingen, vooral tegen vaders; hun opvattingen en therapieën worden door velen niet serieus genomen. Redenen genoeg om zich te verenigen.

Spiegel noemt de meta-analyse onwetenschappelijk: “misbruik van statistiek en van kinderen”. Hij zegt dat men door studenten te onderzoeken nu juist de ergste gevallen mist, namelijk degenen die juist door het seksueel misbruik wel aan drugs en problemen, maar niet aan studeren toekwamen. Ook mist hij het Post-Traumatisch Stress Syndroom in de analyse en hij vindt dat er te veel lichte gevallen en problemen in vervat zijn, waardoor je de echte problemen niet meer ziet.

Dit laatste verwijt treft dus typisch niet de meta-analyse, maar de oorspronkelijke 59 onderzoeken: daar zijn de definities van misbruik en van problemen juist zo breed gekozen dat er van alles onder valt.

Spiegel kan niet geloven in vrijwilligheid en de afwezigheid van dwang en hij kan “geen minuut geloven” dat er niet altijd schade optreedt.

Spiegels reacties zijn typerend voor de eerste ronde. Er komt een tweede, waarin het debat een andere vorm aanneemt.

2000: De tweede ronde; ondersteuning en verdediging

In deze discussieronde verschijnen er, min of meer los van elkaar, twee typen artikelen.

  • Ten eerste artikelen die de meta-analyse ongevraagd ondersteunen en
  • ten tweede artikelen van het Rind team zelf waarin ze hun onderzoek verdedigen tegen de aanvallen uit de eerste ronde.

Tijdens deze ronde krijgt de eerdergenoemde APA het moeilijk. Een veroordeling door het Congres blijkt een van staatswege betaalde reclame te zijn: nu wordt het artikel echt gelezen door velen. Onder hen zijn leden van de APA die het beleid om afstand te nemen van de inhoud afkeuren. De APA, zo zeggen zij, heeft een kans gemist om duidelijk te maken dat wetenschap (in de zin van studie van feiten) los dient te staan van politiek (dus van moraal). Wetenschap zou de publieke moraal moeten corrigeren in plaats van deze blindelings te volgen. Er zeggen leden hun lidmaatschap op. Een zekere Lilienfeld schrijft deze opvatting op in een artikel, dat dan ook prompt door de APA geweigerd wordt. Er volgt een hoop ruzie over en weer stappen er leden op.

Harris Mirkin

Zijn artikel is eerst geweigerd, niet gepubliceerd, maar later toch gevonden: < http://www.ipce.info/ipceweb/Library/mirkin_rind_frame.htm >.

Mirkin schrijft zijn artikel niet over de meta-analyse zelf, maar over het debat dat daarop volgde. In dat debat zijn de twee typen discussies, die over feiten en die over moraal, onvoldoende onderscheiden. Het debat zou nu moeten gaan over ‘het onschuldige kind’ dat toch niet zo aseksueel blijkt te zijn als men zich wenst. Hij vergelijkt het debat met dat wat losbarstte nadat het Kinsey rapport was verschenen. Dit onthulde het seksuele leven van de brave Amerikanen.

Mirkin is heftig aangevallen over dit artikel en over een vorig artikel van hem waarin hij de politieke strijd analyseert waarin conservatieven hun stellingen trachten te handhaven. Wetten die nu ‘het kind moeten beschermen tegen het gevaar van pedofielen’ komen tot stand via hetzelfde soort politieke proces als destijds de wetten tegen het gemengd huwen van zwarte slaven, tegen masturbatie en tegen homoseksualiteit. Het gaat hier helemaal niet om het beschermen van mensen, het gaat om het behoud van de macht van de conservatieven.

Mirkin kreeg honderden hate mails, artikelen, ingezonden brieven en radioprogramma’s over zich heen en de staat reageerde precies zoals hij dat beschrijft. De staat Missouri verminderde snel middels een wet het budget van de universiteit waar hij werkt precies met het bedrag van zijn salaris, met toelichting erbij wat de bedoeling ervan was. De universiteit echter week niet voor deze sluwe overmacht, zij bezuinigde elders iets en Mirkin behield zijn baan in het kader van de vrijheid om wetenschap te bedrijven.

Thomas Oellerich

“Het onderzoek van Rind, Tromovitch en Bauserman naar de gevolgen van SMK [Seksueel Misbruik van Kinderen] onder studenten is politiek incorrect maar wetenschappelijk correct. Het heeft een aantal belangrijke implicaties voor de wetenschap en de praktijk. Een van de belangrijkste is de noodzaak om te stoppen met het overdrijven van de schadelijke gevolgen van seksueel gedrag tussen volwassenen en minderjarigen, zoals eerder werd gesteld door Browne & Finkerhor en door Seligman.
Een andere belangrijke implicatie is het uitvoeren van onderzoek dat de kwestie van seksueel gedrag tussen volwassenen en minderjarigen niet vanuit een politieke ideologie benadert, zoals tot dusver vaak het geval is geweest. En tenslotte is het tijd om een eind te maken aan
1) de gebruikelijke veronderstelling dat SMK psychische schade aanricht en
2) de gebruikelijke aanbeveling van psychotherapeutische interventie.”

Zie de vertaling op
< http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/oel_rbt_frame.htm >.

Het Rind team antwoordt

The Skeptical Inquirer, 2001

“We voerden ons onderzoek uit in de geest van wetenschappelijk scepticisme, een houding die helaas heeft ontbroken in de paniek over SMK die gedurende een groot deel van de jaren tachtig en vroege jaren negentig opstak.”
“Tegen 1976 verschoof de nadruk ervan goeddeels naar SMK. De victimologie [‘slachtofferwetenschap’] bloeide als gevolg hiervan op en bracht honderden onderzoeken voort die de veronderstellingen over SMK leken te bevestigen. Maar deze onderzoeken overtraden consistent fundamentele principes van de wetenschappelijke methodologie, zodat de verwachte conclusies konden worden getrokken. Ze gebruikten voornamelijk hoogst onrepresentatieve klinische casestudy’s [‘gevalsbeschrijvingen’], maar generaliseerden met weinig restricties naar de hele bevolking. […] Ons onderzoek was opgezet om met deze vertekeningen af te rekenen.”
“Victimologen zijn activisten, geen wetenschappers. Er is zeker een plaats voor activisme, zolang dit niet wordt verward met wetenschap – en zolang beleidsmakers beschikken over de beste wetenschappelijke feiten, in plaats van over ongestaafde overtuigingen, hoe hevig die ook gekoesterd worden.”

Zie de vertaling op
< http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/rebt_skept_nl.htm >

Sexuality & Culture, Spring 2000

Een storm van verwijten was ontstaan naar aanleiding van hun voorstel om ‘seksueel misbruik van kinderen’, als aanduiding van alle seksuele ervaringen onder de 18 jaar (of een andere wettelijk vastgestelde en per land verschillende leeftijd) door een neutralere term te vervangen.
Vrijwel alle critici konden niet geloven dat een kind (lees: iedereen onder de 18)met seks kan instemmen. Men houdt dit voor onmogelijk. Onderzoek dat deze mogelijkheid veronderstelt, is ‘dus’ fout onderzoek.

Het Rind team maakt onderscheid tussen ‘instemming zonder meer’ (simple consent of willingness) en ‘instemming met kennis van feiten’ (informed consent). Van het eerste is hier sprake. Een jongere kan niet alles weten, maar kan wel instemmen. Wie dit niet gelooft, luistere naar de jongeren zelf. Enkele duizenden studenten en andere volwassenen zeiden het. De mate van instemming bleek in de meta-analyse zelfs een belangrijke factor die onderscheid maakte tussen positieve en negatieve beleving, alsook tussen gevallen van schade en van geen schade. Als een factor onderscheidend vermogen heeft, moet hij dus bestaan en is de erkenning ervan wetenschappelijk correct.

Volgens Spiegel is het moreel onjuist om het bestaan hiervan te veronderstellen en dit te zeggen. Volgens Rind c.s. is het wetenschappelijk onjuist om het bestaan ervan, erkend in vele wetenschappelijke geschriften, te ontkennen.

“Het probleem is juist dat een criticus die zegt voor de wetenschap te pleiten, zich niet aan de wetenschappelijke regels houdt ten gunste van morele regels.”
Kwalijker nog is het feit dat men de definitie van ‘misbruik’ eindeloos heeft opgerekt en er situaties mee aanduidt waarin er kennelijk geen enkel misbruik heeft plaatsgevonden. Deze houding is verre van wetenschappelijk, eerder moreel en ideologisch bepaald, hetgeen ook wel blijkt uit het sterk emotionerende woordgebruik van Spiegel dat vol zit met sterk overdreven termen (dramatic overstatements).

Applied & Preventive Psychology, 2000

De titel van het artikel van het Rind team geeft precies aan waar het hierom draait: “Wetenschap tegenover rechtlijnigheid” (Science versus Orthodoxy). Er is een orthodoxie, een starre en rechtlijnige ideologie inzake kinderseksualiteit, eendrachtig in stand gehouden door feministen, kinderbeschermers en conservatieven. Deze hadden belang bij het idee van toegebrachte schade.

“Het vermogen van kinderen zich te herstellen is bij hen klaarblijkelijk niet welkom. Waar een hele industrie economisch en ideologisch afhangt van het idee van de schadelijkheid van vroege [seksuele] ervaringen, is een bewijs van het zelf-herstellend vermogen van kinderen eerder een bedreiging dan goed nieuws. Economische en ideologische belangen hebben het huidige denken over seksuele ervaringen in de kindertijd [de auteurs blijven spreken van ‘kindermisbruik’] in de laatste 25 jaar gevormd; men kan er alleen maar mee omgaan als een probleem dat om behandeling vraagt. Dit verklaart het armzalige wetenschappelijke niveau en de in wezen morele aard van de aanvallen op onze meta-analyse. De felheid van deze aanvallen geven de kracht van die economische en ideologische belangen weer.”

2000 & 2001: De derde ronde; nu wel gelezen, weer aangevallen en verdedigd

Sexuality & Culture, eind 2000

Na het Rind team is David Spiegel weer aan de beurt.
Spiegel blijft bij zijn overtuiging dat een kind geen instemming kan betuigen met seksueel contact met een volwassene.

“Terugblikkend kunnen sommigen wel zijn gaan geloven dat het contact vrijwillig was, maar in feite was dit het niet. […] Geen kind kan instemmen met seksueel misbruik. Rind c.s. hebben wellicht alleen het gegeven gevonden dat degenen die achteraf denken dat zij als kind ‘vrijwillig’ hebben deelgenomen aan seksueel contact, hier in hun volwassenheid minder last van hadden, ook al is een dergelijke instemming onmogelijk. […] Zij geloven kennelijk dat, als een student terugkijkend zegt dat het gebeuren vrijwillig was, dat dit ook echt zo was.”

APA’s Psychological Bulletin, november 2001

De APA wijdt een themanummer aan de kwestie. Twaalf tegenstanders krijgen het woord en het Rind team krijgt de gelegenheid tot repliek.

Seks met kinderen is misbruik, Ondersma e.a.

Een duidelijke titel. De vijf schrijvers van het artikel “beargumenteren de juistheid van de term ‘misbruik’ als wetenschappelijk bruikbare term, die de algemene moraal weergeeft in plaats van tegenspreekt.” De mensen die in dit veld werken of onderzoek doen zijn veel genuanceerder dan de meta-analyse aanneemt. Zij onderscheiden terdege echt misbruik van wat dit niet is.

Een van de bezwaren is dat het begrip ‘schade’ beperkt is tot wat men jaren achteraf schade noemt. Dit haalt de schade op korte termijn en de niet bemerkte schade uit de onderzoeksgegevens. Juist mannelijke studenten zullen niet snel toegeven dat ze ergens het slachtoffer van zijn. Ze houden zich flink.

De effectomvang mag dan gering gebleken zijn onder de vele duizenden deelnemers aan de onderzochte onderzoeken, waar deze wel aanwezig is betreft het nog altijd vele mensen. Dus hoe klein ook in statistisch opzicht, toch belangrijk in klinisch opzicht.

Een vergelijking met masturbatie gaat niet op: masturbatie is ongevaarlijk, seksueel misbruik is dit naar aller overtuiging wel.

“Uiteindelijk menen wij dat ‘mishandeling’ in brede zin het best [niet empirisch maar] sociologisch omschreven kan worden, [dus] zoals een bepaalde samenleving dit omschrijft.”

Hetzelfde geldt voor de vrije wil van kinderen. Die is er niet, zeker niet aangaande seks; daar is toch iedereen van overtuigd. Op dit uitgangspunt is onze maatschappij met haar kind-beschermende wetten zowat gebouwd. Dit uitgangspunt en deze wetten zijn ook empirische feiten. Ze vormen een meer solide basis dan het standpunt van een kleine minderheid. Een minderheidsgroep als NAMBLA gaat ermee op de loop. Een neutrale term ontkent dit stuk werkelijkheid.

Zeker, men mag wetenschap en moraal wel onderscheiden, maar niet scheiden. Een wetenschapper draagt ook verantwoordelijkheid voor wat mensen met de gevonden gegevens kunnen doen. Ze zouden zich er in een rechtszaak op kunnen beroepen (hetgeen de APA in een verklaring heeft trachten te voorkomen).

De gevolgen van seksueel misbruik, Dallam e.a.

Dit artikel is geschreven door zeven mensen, waaronder vijf leden van de eerder genoemde Leadership Counsel, waaronder we ook David Spiegel weer tegenkomen.

Wat (mij) opvalt, is de volledig andere toon van schrijven, in vergelijking met de vorige periode van het debat. Men heeft nu kennelijk heel nauwkeurig gelezen, van alles nog eens nagerekend en opgezocht in de originele bronnen, men legt er andere bronnen en onderzoeken nog eens naast. Men neemt de cijfers nu serieus, men neemt de meta-analyse en haar schrijvers nu serieus. Met een aantal gegevens en conclusies stemt men in.

Opvallend is ook dat de invalshoek hier, in tegenstelling tot die in het vorige artikel, niet moreel-ideologisch is, maar onderzoekstechnisch-wetenschappelijk.

Uit de conclusies:

“Hoewel wij het eens zijn met Rind c.s. dat seksueel misbruik van kinderen niet onvermijdelijk bij iedereen leidt tot blijvende en intense schade, verschillen onze conclusies […] met die van hen [...]”
”Langdurige schade is niet onvermijdelijk, zoals eerder onderzoek ook al aantoonde.”
Maar ook:
“In elk geval mag men niet uit dit onderzoek concluderen dat er in een individueel geval van seksueel misbruik geen sprake is van schade.”
”Schade door seksueel misbruik is vermoedelijk ontstaan door gezinsproblematiek. Inderdaad, beide verschijnselen zijn zo verweven dat je hun invloed niet meer kunt onderscheiden in een onderzoek dat met een terugblik werkt.”
En, samengevat:
Een effectomvang moge gemiddeld laag zijn, in bepaalde groepen of gevallen is deze hoog. Je mag statistiek niet gebruiken om die gevallen of de ernst ervan te ontkennen.

De onenigheid betreft opnieuw de kwestie van de vrije wil. De schrijvers plaatsen het woord ‘instemming’ steeds tussen aanhalingstekens (“willingness”). Deze is, zo zegt men, nergens rechtstreeks en objectief vastgesteld.

Het weerwoord van het Rind team

Het onderzoeksteam gaat hier uitvoerig in op de in dit themanummer genoemde bezwaren.

Aan Dallam e.a. verwijten zij, behalve een serie fouten in het omgaan met statistiek, erg selectief te zijn omgegaan met ander onderzoek en met gegevens en citaten uit de meta-analyse. Als deze in hun betoog van pas kwamen werden ze vermeld, als dit bij andere onderwerpen niet het geval was werden dezelfde onderzoeken, gegevens of citaten in het geheel niet vermeld.

De brede definitie van ‘misbruik’ is niet aan de auteurs te wijten, maar aan de auteurs van de oorspronkelijke onderzoeksverslagen. Inderdaad zou die definitie scherper moeten zijn, evenals die van ‘schade’. Nu wordt zowel een ervaring die ‘even onplezierig was’, als een die echt erg was, “traumatisch” genoemd. Men vermijde dit soort overdrijving (overstatement). Dit verhindert het zicht op de werkelijke traumatische gevallen.

Critici die uitgaan van de notie van ‘er is altijd schade; als je ‘m niet ziet is hij er toch’ of ‘er kan geen vrijwilligheid bestaan; als men zegt dat die er is, dan is die er toch niet’, overtreden de basale eisen van wetenschappelijk onderzoek.

Ook op het meest heikele punt, de instemming, gaan zij uitvoerig in. Zij leggen nog eens uit dat het om ‘instemming zonder meer’ gaat en niet om ‘instemming met kennis van feiten’. Zowel in de samenleving als in gerenommeerd onderzoek inzake seksuele zaken wordt dit type instemming door velen als feit erkend. Slechts enkelen beweren, maar dan op grond van een morele stellingname vooraf, dat het niet mag, dus niet kan bestaan en ‘dus’ ook niet bestaat. Dit is moreel standvastig, maar onwetenschappelijk.

Het tweede type instemming is wetenschappelijk nooit echt onderzocht, maar ieder gaat er van uit dat het bestaat. Er zijn geen problemen met dit begrip in allerlei maatschappelijke situaties, alleen in het geval van seks rijzen de haren omhoog. Kinderen, zo zegt men, kunnen dit tweede soort instemming nooit geven want zij kennen de feiten niet (in het Amerika waar seksuele voorlichting zowat verboden is). Vele landen denken daar echter heel anders over.

Het argument van ‘de wet zegt immers…’ gaat al helemaal niet op, want wetten verschillen te veel per land of staat, per tijdperk en per onderwerp en ze spreken elkaar herhaaldelijk tegen. Een minderjarige kan en mag met van alles en nog wat instemmen, maar niet met een seksuele verhouding. Dezelfde wet gaat in tal van kwesties uit van de capaciteit van tieners om goede beslissingen te nemen. Ook de APA heeft dit gezegd op grond van ontwikkelings-psychologisch onderzoek waaruit blijkt dat ook jonge tieners dit kunnen. In die zin is het erg onlogisch om ook bij oudere tieners, adolescenten, bij ieder seksueel contact van “kindermisbruik” te spreken.

2002: Het debat gaat door

Bruce Rind publiceerde in november 2001 nog een geheel nieuw onderzoeksverslag over “De seksuele ervaringen van homo- en biseksuele tienerjongens met mannen”. Dit staat hier:
< http://www.tegenwicht.org/15_homotieners/rind_ho_tie/rind_ho_tie_frm.htm >
“We moeten naar een ander model zoeken [dan het slachtoffermodel], dat ook ruimte biedt aan het vastgestelde feit dat tienerjongens doorgaans neutraal of positief reageren op leeftijdsongelijke seksuele relaties die zij vrijwillig zijn aangegaan met volwassenen van het geslacht van hun voorkeur.”

American Psychologist, maart 2002

Een themanummer met allerlei bijdragen over het debat rond de meta-analyse en met name de rol van de APA en de politiek hierin. Dit nummer brengt het debat over de meta-analyse (analyse van analyses) op het niveau van een meta-debat (een debat over een debat). De scherpste kanten zijn er daarmee af, er wordt nu rustig nagedacht en bedachtzaam geschreven, zo is mijn indruk.

Dallam, The Journal of Child Sexual Abuse, Spring 2002

“Na een nauwgezet onderzoek naar het bewijs, kan de conclusie worden getrokken dat [het artikel van] Rind e,a, het beste beschreven kan worden als een vorm van propaganda die ten onrechte wetenschap gebruikt in een poging de bevindingen te legitimeren.”

Het ‘bewijs’ is dit: Rind’s ideeën komen overeen met die van degene die pedofilie propageren, dus propageren Rind e.a. [slechts] pedofilie [dus hoef je hen niet serieus te nemen]. In het artikel worden wel de bezwaarschriften van Dallam en Ondersma genoemd, maar noch in het artikel, noch in de literatuurlijst wordt het verweer van Rind c.s., zelfs maar vermeld. De lezer mag kennelijk geen weet hebben van die repliek.
< https://www.ipce.info/library_3/files/dallam_02.htm >
We zijn, zo lijkt het hier, qua niveau van argumentatie, weer terug in de eerste ronde van het debat.

Levine

Judith Levine wordt het volgende doelwit van de politiek correcte tegenstanders. Al ver voor haar boek zelfs maar gedrukt was en dus gelezen kon worden, begonnen de artikelen, de hate mails, de tegenstand van politici, de eisen tot haar ontslag aan haar universiteit. Ook deze universiteit echter gaf geen krimp en verdedigde de academische vrijheid met verve.

Het boek beschrijft, kort gezegd, dat de manier waarop de Amerikaanse samenleving haar jeugd tracht te beschermen tegen seksualiteit, deze jeugd meer kwaad dan goed doet. Zij beschrijft de censuur, de heksenjacht, de verplichte behandeling van kinderen die iets aan seks deden, het ontbreken van voorlichting, de campagnes voor kuisheid en seksuele onthouding… en het hoge aantal tienerzwangerschappen en abortussen. Zij bepleit een geheel andere, positievere, houding ten opzichte van seksualiteit en, over moraal gesproken in dit artikel, een andere moraal.

Zie

Beste lezer

Loop nog eens de links na, desgewenst alleen die naar vertaalde teksten verwijzen; vind er meer in het stuk waarvan dit een verkorte versie is:
< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/gie_rbt_frame.htm >.

En ja, dan natuurlijk: nadenken over de inhoudelijke argumenten over en weer pro en contra. Het volgende college zal van die argumenten een overzichtelijk geheel van de kern ervan geven.

[ < Vorige ]   [ Start ]   [ Omhoog ]   [ Volgende > ]