[Start]     [Schema]     [Literatuur]

Hoe help je mensen met pedofiele gevoelens?

Lezing
op het 15e World Congress of Sexology, Parijs, juni 2001
en op het congres van de
Nordic Association of Clinical Sexology, Visby, Zweden, september 2001
en te publiceren in
European Journal of Medical Sexologie: Sexologies.
door

Dr Frans E.J. Gieles

Inleiding

Sinds een jaar of twintig heb ik geprobeerd mensen te helpen die moeite hebben met hun pedofiele gevoelens. Ik doe dit als vrijwilliger voor werkgroepen in de NVSH. In de afgelopen twee jaar hebben zich nogal wat jonge mannen aangemeld, vooral studenten in hun twintiger jaren.

De twintiger jaren zijn die van het maken van afspraakjes en vinden van een partner. Deze mannen echter voelen zich aangetrokken tot kinderen, jongens of meisjes, en durven hier veelal niet over te spreken - niet met hun medestudenten, niet met hun ouders of familie. Het is ook de leeftijd waarop men wegtrekt uit het ouderlijk huis en waarop men meer eigen keuzen kan maken. Dan leven we ook nog in de tijd van Het Internet. De gevoelens, vooral door kinderen aangetrokken te worden, pedofiele gevoelens, kunnen een obsessie worden die de persoon en diens opleiding helemaal kan blokkeren. Wij horen vaak vertellen over obsessie, depressie en zelfs suïcideplannen. Sommige van hen blokkeren hun gevoelens, anderen gooien alle remmen los en komen in grote problemen met politie en justitie, alsook met hun sociale omgeving en hun familie. (Zie bv Sandfort's lijst met Constructive questions)

Ik merk op dat, volgens Nagayama Hall, Hirshman & Oliver, meer dan 25% van een steekproef van normale mannen met opwinding reageerde op een pedofiele stimulus. We hebben het hier dus niet over een kleine afwijkende minderheid, maar over een normale variant in menselijk beleven - in een tijd waarin iedereen die zo reageert door de meeste mensen als een gevaarlijk monster wordt beschouwd.

Er moet iets gebeuren, maar wat?

Drie manieren van doen

Ik wil onderscheid maken tussen drie manieren van doen: 

(1) 'Behandeling', 

(2) Zelfhulp en 

(3) Echte therapie. 

Ik heb een schema gemaakt om de verschillen te laten zien.

Elke methode heeft zijn eigen kracht en zwakte. Men dient goed naar de cliënt te kijken om voor elk de juiste methode te kiezen. Er is niet één methode die geschikt is voor iedereen.

De eerste methode is de daderbehandeling, gebaseerd op de cognitief-gedrags'therapeutische'  aanpak die nu wijd verbreid is onder het motto "Geen genezing maar controle" (No cure but control). De meeste mensen die met deze methode werken of erover schrijven zien deze als de enig mogelijke. Deze methode echter geeft aanleiding tot kritiek en er is meer onder de zon.

Anderen werken, zoals ik sinds een jaar of twintig, met de tweede methode, de zelfhulpmethode. O.a. de NVSH werkt hiermee. We hebben er toch veel mensen mee kunnen helpen. In deze lezing wil ik in het bijzonder deze methode naar voren brengen als een mogelijkheid om veel mensen te helpen. De zelfhulpmethode kan ondersteund worden door een andere, die van de steungroepen. Deze wordt gebruikt door mensen van verschillende kerkelijke huize en is beschreven en aanbevolen door Kirkegaard & Northey. De zelfhulpmethode wordt ook ruimschoots gebruikt op het Internet.

De derde methode is de echte therapie. Ik noem deze zo om onderscheid te maken met de eerste methode die ik 'behandeling' noem. het gaat hier om de welbekende psychotherapie in al zijn varianten. 

Deze derde methode is alom bekend, dus ik vermeld deze alleen als een bruikbare mogelijkheid die ook gecombineerd kan worden met de twee andere - en om 'm van deze andere twee te onderscheiden.

Individuele psychotherapie was de standaard manier van behandelen tot ongeveer 1980. Daarna is de cognitief-gedrags'therapeutische' manier, methode nummer 1 hier, standaard geworden.

Recidivecijfers

Doorgaans worden ricidive cijfers gebruikt om een behandelingsmethode op haar waarde te schatten. Zo concludeert Robinson vanuit zijn onderzoek dat het recidive cijfer voor niet-behandelde daders gemiddeld 20% is, terwijl dat voor behandelde daders gemiddeld 10% is. Behandeling kan dus recidive halveren. 
Maar: welk type behandeling of hulpverlening?

Margaret Alexander concludeert dat 12,8% van de mannen, behandeld vóór 1980 (dus met de traditionele behandelmethode)  recidiveerden, terwijl 7,4% van de mannen die na 1980 werden behandeld (dus met de moderne methode) recidiveerden. Zij verrichtte een soort van meta-analyse van 79 onderzoeken met gezamenlijk een steekproef van 11.000 mensen. Het ziet er dus naar uit dat de moderne methode minder recidive oplevert dan de traditionele methode. 

Laten we eens even stil staan bij deze recidive cijfers. Iedereen die het oor leent aan politici en andere popululaire schrijvers gelooft dat seksuele wetsovertreders voor 90% of meer recidiveren. In Nederland was er zelfs een professor in de Seksuologie die jaren lang beweerde dat het recidive cijfer zo hoog was - totdat hij er onderzoek over las en sindsdien werden zijn cijfers alsmaar lager.

Een senator uit Indiana, VS, die een registratiewet in die staat verdedigde, verklaarde: "Statistieken tonen aan dat iemand die een kind aanrandt, dit waarschijnlijk in 95% van de gevallen weer zal doen." Een senator uit Florida, VS, sprak over "daders die naar hun volgende slachtoffer uitkijken zodra zij uit de gevangenis zijn" en een senator uit California, VS, waarschuwde het publiek dat seksuele wetsovertreders "onmiddellijk hun delict zullen herhalen in minstens 90% van de gevallen."
Ik citeerde hier Eric Lotke die zijn bronnen aangeeft in zijn voetnoten 1, 2 en 3.

Iedereen die de onderzoeksverslagen leest, komt andere cijfers tegen. De recidive cijfers zijn niet zo hoog als men wil doen geloven. Dit is hier van belang, want als deze cijfers inderdaad boven de 90% lagen, was het moeilijk om de zelfhulpmethode te verdedigen.

Overal gaan mythen, sagen en sprookjes rond over seksuele wetsovertreders. Een artikel, Myths and Facts About Sex Offenders van Augustus 2000 door csom.org geeft een lijst weer van deze mythen en van de feiten.

Karl Hanson & Monique Bussière presenteren de meest recente meta-analyse over recidive cijfers in hun artikel van 1998: Predicting Relapse: A Meta-Analysis of  Sexual Offender Recidivism Studies. Zij meta-analyseerden 61 follow-up onderzoeken met een steekproef van, opgeteld, 23.400 mensen. Het gemiddelde recidive cijfer was laag: 13,4%. Ik merk hierbij op dat, volgens Hanson, het algemene recidive cijfer 36,3% is. Dus: het recidive cijfer van seksuele wetsovertreders is niet drie maal zo groot als dat van wetsovertreders in het algemeen, maar drie maal zo laag. Het is eenvoudigweg niet waar dat 90% of meer van de seksuele wetsovertreders recidiveert - het cijfer is 13,4%.
Ook in dit onderzoek bleek behandeling te kunnen helpen: "Daders die de behandeling niet afmaakten vertoonden een hoger risico van recidive dan degene die de behandeling hadden voltooid."

Deze artikelen staan in hun geheel op de cd-rom die ik u hier aanbied, sommige van de artikelen in meerdere talen. Het artikel van Wakefield & Underwager geeft een goede samenvatting van het onderzoek van Hanson c.s. Op mijn literatuurlijst, de Read More ofwel de References zult u meer links aantreffen naar literatuur in dit werkveld. Twintig minuten is niet voldoende om dit allemaal voor te dregen. De cd-rom en de web site die ik heb gemaakt bieden voldoende ruimte voor heel wat kilobitjes aan onderzoeksverslagen.

Aan deze cijfers wil ik nog iets toevoegen. Dit soort cijfers zijn verzameld met statistische methoden die de gegevens van duizenden personen kunnen overzien. Dit is de statistische of actuariële manier van werken en denken. Als we echter mensen willen helpen, kunnen wij dit alleen maar een voor een doen. Dus zullen we voor ons werk als hulpverleners de klinische manier van werken en denken moeten gebruiken. Beide verschillen van elkaar.

Om Don Grubin & Sarah Wingate te citeren: "Het belangrijkste probleem komt voort uit het feit dat de actuariële voorspelling over groepen gaat en ons dus, tenzij het om erg veel voorkomend gedrag gaat, weinig over individuen kan vertellen."
Zij schrijven ook: "Seksuele wetsovertreders zijn niet alleen maar een groepje variabelen. Kenmerken die voor statistici van belang kunnen zijn, betekenen eigenlijk weinig omdat zij wel samenhang aangeven, maar daarmee nog geen oorzakelijke samenhang. Deze cijfers zijn krijgen alleen betekenis om recidive te begrijpen als hun betekenis voor elk individu duidelijk is geworden."
Een onderzoek dat voor de statistische benadering het toppunt kan zijn, kan voor de klinische benadering geen enkele betekenis hebben. "Factoren die onzichtbaar zijn voor statistici, kunnen van doorslaggevend belang zijn voor hulpverleners die moeten besluiten of er iets moet gebeuren [en wat dan wel, FG].

Er gaan nog wel meer mythen rond over pedofilie. Ik heb een achtergrondartikel geschreven en dit op deze cd-rom en web site gezet met de nodige achtergrondliteratuur. Hier wil ik slechts twee zaken kort vermelden die op de achtergrond een rol spelen:

In de folder die het congres in Parijs aankondigde, was het onderwerp pedofilie ondergebracht onder het kopje "Seksueel geweld". Als pedofilie per definitie gewelddadig zou zijn, kon ik moeilijk de zelfhulpmethode verdedigen. Maar dit is niet zo, zegt Tom O'Carroll in een artikel dat een hele lijst onderzoek en andere literatuur bespreekt, maar dat door  de Wetenschappelijke Commissie van dat congres geweigerd is. Gij zult niet weten. Maar hier is het.

De vraag of seksuele ervaringen van kinderen of jongeren met volwassenen of oudere jongeren altijd schadelijk zijn, wordt ook besproken in het achtergrondartikel. Als dit waar zou zijn, zou het moeilijk zijn de zelfhulpmethode te verdedigen. Maar er is veel minder schade dan veel mensen altijd gedacht hebben, volgens de onderzoeken van het team van Dr Rind cs. Negatief beleefde gevolgen werden vermeld in ongeveer 25% van de gevallen, in het bijzonder door de meisjes - dus niet 100% voor iedereen, zoals veel gedacht wordt. Deze onderzoeken hebben een eigen afdeling op de cd-rom.

In deze voordracht wil ik nu eerst een kritische blik werpen op de eerste methode.

Een kritische blik op de daderbehandeling

1. Zoals Robinson het zegt: "In het algemeen zijn gedragstherapeutische methoden effectief gebleken in veel onderzoek. Helaas zijn veel deskundigen het met elkaar eens dat deze methoden alleen korte-termijn veranderingen laten zien inzake seksuele voorkeuren." (Cursivering door mij, FG)

2. De methode maakt ruimschoots gebruik van dwang. Zolang de cliënten hun manieren van denken, doen en zelfs voelen niet veranderd hebben, gaat de behandeling door, net zo lang tot 'de juiste manier van denken' is bereikt. Maar 'juist denken' is hier hetzelfde als politiek correct denken - ofwel: de politiek opgelegde manier van denken. De cliënten zullen dus het spel maar meespelen, om dit soort horrorbehandeling ooit te kunnen beëindigen. Zij kennen de politiek correcte antwoorden, ze hebben ze wel geleerd en dus geven ze die ook maar. Dit betekent wel dat de uitslagen van allerlei metingen die dan worden verricht in feite onwaar zijn - en dus het onderzoek dat daarop is gebaseerd. Ook Howitt (1995) vermeldt dit gegeven.

3. De methode kan een trauma opleveren in plaats van heling. De methode reduceert de persoon tot slechts een dader. De methode is erop gericht de diepere ego-syntone gevoelens om te zetten in ego-dystone gevoelens. De methode leidt niet tot zelfacceptatie van de gehele persoon, inclusief de pedofiele gevoelens; nee, de methode leidt ertoe deze gevoelens te onderdrukken en te ontkennen. Zodoende vervreemdt de methode de persoon van diepere zelf, zijn echte innerlijk. De methode heelt de persoon niet, maar splitst deze. Dit kan een gevoel van diepe onzekerheid en onveiligheid op een heel fundamenteel niveau opleveren. Agner Fog citeert een man die zegt: "... in plaats van mijn gevoelens voor jongens te vernietigen, hebben zij mij als individu kapot gemaakt, mijn gevoel van veiligheid kapot gemaakt."
Ik heb cliënten ontmoet die dit soort behandeling ingingen als een warm en levendig persoon en die erdoor veranderd zijn in 'Houten Klazen'. Anderen overleefden door het spel mee te spelen of door te stoppen.

4. De methode kan gevaarlijk zijn omdat zij erop gericht is gevoelens, gedachten en fantasieën te onderdrukken. Zodoende sluit zij het veiligheidsventiel van de stoommachine. Vroeger of later kan de bom wel eens barsten. Men spreekt nu eenmaal niet over onderdrukte gevoelens, men gaat er ook niet over nadenken en zoekt niet naar een manier om ermee te leven. Doorgaans zijn contacten met andere mensen met pedofiele gevoelens in dit type behandeling verbroken en verboden, zodat het niet meer mogelijk is om met positieve voorbeelden te spreken. Zelfhulp is zodoende geblokkeerd en afsluiting van het diepere ik en van anderen kan het resultaat zijn. Als mensen dan ook nog onder strenge controle staan, zal maatschappelijk isolement de volgende bron van stress zijn. De innerlijke stoommachine staat onder zware druk en zal, zonder veiligheidsventiel, vroeg of laat ontploffen.

5. Ik heb grote ethische bezwaren tegen het enorme gebruik van dwang en controle bij deze methode. Ik merk hierbij op dat de methode niet alleen het gedrag wil veranderen, maar ook het denken en voelen, de voorkeuren en zelfs de fantasieën van de cliënten wil veranderen: hun innerlijk. Methoden als phallometrie (het meten van de peniszwelling bij het zien van bepaalde beelden) dringt door in de meest private delen van het lichaam. De behandelende staf dringt even intensief binnen in het laatste bastion van de vrijheid, het innerlijk van de mens. De methode dwingt de cliënten op 'de juiste wijze' - dat is politiek correct te denken. De methode wil het denken en voelen van de cliënten controleren:  gedachtencontrole door de gedachtenpolitie, zoals George Orwell het noemde. Gedachtencontrole door De Staat - dit noemden wij hersenspoeling toen de voormalige Sovjet Unie dit deed. Maar de 'vrije wereld' gebruikt het net zo hard. 
"Therapie" mag dit zeker niet genoemd worden. "In plaats van een op de cliënt georiënteerde ethiek, is dit psychotherapie op z'n kop zodra er seksuele wetsovertreders behandeld worden", schrijft Howitt (1995, pp 250-251) hierover, "[...] hun wordt geleerd zichzelf te controleren, niet zichzelf te begrijpen, [...] zij worden, globaal gesproken, behandeld op een manier die woede zou oproepen indien deze werd toegepast op hun slachtoffers."
Dat de methode lage recidive cijfers oplevert, mag niet het enige criterium zijn. Als men alle seksuele wetsovertreders vermoordt of levenslang opsluit, zal de recidive 0% zijn. Er zijn ook ethische criteria in het geding.

6. Ik heb ook bezwaren van wetenschappelijke aard tegen deze methode. Mijn bezwaar is de simplistische manier van denken in dit model. Zo schrijf ik in mijn artikel No cure but control: De behandeling is gebaeerd op een erg simplistische manier van denken, die politieke correctheid gelijk stelt aan 'goed' en politiek niet-correct denken aan 'fout'. De manier van denken over seksuele contacten tussen jong en ouder is kritiekloos overgenomen van de manier van denken (van sommige feministen uit de eerste feministische golf) over het verkrachten van vrouwen. Vrouwen en kinderen zijn hierin alleen maar de willoze slachtoffers van de verkeerd in elkaar zittende mannen." 
Deze simplistische manier van denken bedient zich van onderzoek naar seksueel misbruik van kinderen dat vaak vol methodologische fouten zit en die dus meer politiek correct dan wetenschappelijk correct is - anders gezegd: meer ideologie dan wetenschap.

Margaret Alexander moest 280 van de 359 onderzoeken verwerpen voor haar meta-analyse vanwege tekortkomingen in de manier van onderzoeken. Een artikel van Frederiksen geeft een hele lijst van methodologische fouten in het gebruikelijke onderzoek inzake seksueel misbruik van kinderen. Hetzelfde doen Rind en zijn team in hun inmiddels bekende meta-analyse
Dennis Howitt schrijft, als hij het onderzoek naar behandelmethode bespreekt: "In deze situatie kan het zich beroepen op therapeutisch succes wel eens een mooie droom zijn (wishful thinking) van de hulpverlener, van de client of van beiden."

Ik vind dus dat de verdedigers van de eerste methode zich maar het beste bescheiden kunnen opstellen. Ik zal overigens hetzelfde doen. 

Nu wil ik de zelfhulpmethode voor het voetlicht brengen. Ik kan mij echter niet baseren op 'harde cijfers' omdat onderzoek naar deze methode maar zelden verricht is. Mijn bron is: twintig jaar persoonlijke ervaring met deze methode. Ook ik zal dus bescheiden zijn.

De zelfhulpmethode

De hulpverlener, de cliënten en de mensvisie

Het uitgangspunt is hier dat er niet enerzijds hulpverleners en anderzijds hulpvragers zijn, maar dat de leden van de groep allemaal zowel hulpverlener als hulpvrager zijn. De leden helpen elkaar. Er is geen principieel verschil, iedereen is alleen maar een mens die zijn of haar eigen manier van leven met de pedofiele gevoelens zoekt.

Het zal duidelijk zijn dat de drie manieren van doen uitgaan van geheel verschillende mensvisies. Bij de eerste zien we een min of meer mechanische kijk op het menselijk gedrag. Op de achtergrond daarvan ligt een visie op de mens als een zondaar die zich vrijwel automatisch verkeerd gedraagt. De tweede ziet de mens vooral als een sociaal wezen. De derde methode heeft vooral aandacht voor de innerlijke dynamiek van de mens. De tweede en de derde methode zien geen zondaar maar een zoeker naar de meest juiste manier van leven en beide methoden gaan ervan uit dat de cliënt daartoe ook in staat is. 

De werkwijze

Het groepsgesprek is de voornaamste manier van werken. Doorgaans is er wel een gespreksleider, maar deze is niet 'de therapeut'. Deze is gewoon een van de leden die het groepsproces in de gaten houdt door te vragen naar elkaar te luisteren, een voor een te spreken, zijn of haar gevoelens uit te drukken en om ervaringen en ideeën uit te wisselen. Het gaat hier alleen om de bewuste gevoelens. De leden van de groep vragen elkaar naar hun gevoelens, ook hun diepere gevoelens, maar houden zich niet bezig met het onbewuste van de menselijke geest.

De leden steunen elkaar in praktisch opzicht op allerlei manieren. Dit is van belang omdat veel mensen met pedofiele gevoelens door het leven gaan als een geïsoleerde minderheid (isolated minority), zoals Agner Fog dat noemt in zijn artikel. Fog bespreekt dit als een syndroom (isolated minority syndrom) dat hij aantreft bij mensen met afwijkende seksuele gevoelens. "De symptomen van dit syndroom zijn o.a. een stereotype en ongecontroleerd seksueel gedrag, alsook enkele minder specifieke sociale symptomen. De oorzaak hiervan is een gebrek aan geschikte identificatiefiguren en het niet accepteren van de eigen seksuele gevoelens. Groepstherapie en zelfhulpgroepen zijn  effectieve behandelingsmethoden." De meer ervaren leden van deze groepen kunnen dienen als positieve identificatiefiguren voor de minder ervaren leden met de zelfde of een vergelijkbare parafilie; zij leren hen een manier van leven te vinden. 

De doelstellingen

Het eerste doel is dat de deelnemers zich bewust worden van in gevoelens en dat zij deze accepteren als een deel van zichzelf waartegen ze niet hoeven te vechten. Nieuwe leden zien, horen en voelen dat dit mogelijk is. De leden worden uitgenodigd zichzelf en de ander te accepteren als een persoon - en wel als een eenheid, een Gestalt, inclusief hun gevoelens, ook hun pedofiele gevoelens.

Deze aspecten van de methode zijn ook beschreven door Lex van Naerssen en door Gertjan van Zessen, beide Nederlanders. Dennis Howitt wijdt enkele pagina's aan wat hij noemt de support therapies, ondersteunende behandeling. 
Overigens wordt de zelfhulpmethode heel vaak gebruikt door mensen die eenzelfde probleem of ziekte hebben hebben, in dezelfde situatie zitten of dezelfde doelen of ideeën hebben: Christenen, zwangere vrouwen, ouders van homoseksuele kinderen, blinden, doven en vele anderen.

Een tweede doelstelling is dat de leden ontdekken dat er een heleboel manieren zijn om met die gevoelens te leven. De web site van de groep JON geeft twintig leefstijlen weer en vraagt de bezoeker dan zelf de 21e te gaan zoeken: de eigen stijl.  Nieuwe leden van de groep worden uitgenodigd naar een eigen stijl van leven te gaan zoeken; zijn zien, horen en voelen dat dit mogelijk is. Er zijn meer mogelijkheden onder de zon dan de stereotype manieren van doen die Fog opmerkte. JON raadt de leden overigens niet aan om seksuele contacten met kinderen te onderhouden.

Deze beide doelen kunnen de kenmerken van het syndroom van de geïsoleerde minderheid verminderen.
Er is nog een methode die dit kan ondersteunen: het vormen van steungroepen.

Steungroepen

Een steungroep is een groep mensen die als het ware een kring vormen rond de cliënt. Kerkelijke parochies of gemeenten doen dit, JON doet het. Mensen uit de sociale omgeving leggen contact met de cliënt, zij zoeken hem of haar thuis op. Zij nodigen hem uit om uit te gaan, zij koken en eten samen met de cliënt. Zij nodigen hem uit om naar film of theater te gaan, uitstapjes te maken. Zij stimuleren de cliënt zo veel mogelijk deel te nemen aan de samenleving en zij ondersteunen hem hierbij.

Hugh Kirkegaard & Wayne Northey beschrijven deze werkwijze. Eerst beschrijven zij het zondebokproces van uitstoting door de samenleving. Dan beschrijven zij hoe geloofsgemeenschappen aan het werk gaan om dit zondebokproces te stoppen en de betrokkene(n) te ondersteunen. Daartoe vormen zij Circles of support and accountability, kringen tot steun en tot verantwoordelijkheid rond de persoon. "Het doel van deze kringen", zo schrijven zij, "is niet het aanbieden van therapie, maar van steun en verantwoordelijkheid."
Ook dominee Hans Visser van de Pauluskerk te Rotterdam beschrijft welke steun een kerkelijke gemeenschap kan bieden.
Ook functioneren tegenwoordig verschillende web sites als virtuele zelfhulp- of steungroepen. Meerdere ervan gaan uit van een Christelijke of anderszins gelovige visie. Heather Elisabeth Peterson schrijft er een lang artikel over. Zoals alle artikelen die ik noem, is dit te vinden op de cd-rom dan wel op deze web site.

Resultaten

Kirkegaard & Northey svhrijven over de resultaten van hun steunkringen:

"In de afgelopen vijf jaar heeft het eerste project in Toronto 32 steunkringen opgericht in Toronto en Hamilton. Van die [32] cliënten hebben er tot op heden twee gerecidiveerd, een met een vermogensdelict en een met een seksueel delict. 
 Vanwege het succes van deze benadering hebben in het afgelopen jaar zes kerkelijke gemeenschappen in Canada nieuwe steunkringen opgericht; er zijn er nu 45. De meeste kringen bestaan tussen de 18 en 24 maanden, een bestaat er al vijf jaar. Voor cliënten die zwak functioneren en veel steun behoeven is deze vorm van bewuste gemeenschapsvorming noodzakelijk om op den duur goed te kunnen functioneren in de samenleving. Voor anderen kan de hulp van de steunkringen om te herintegreren in de maatschappij minder lang nodig zijn. Desondanks duren de relaties met de vrienden die zij in de kring gemaakt hebben, die hun geschiedenis kennen en door wie zij ook aanspreekbaar zijn op hun gedrag, voort tot lang nadat de steunkring formeel is opgeheven."

Twee maal recidive op 32 cliënten (een per kring), dit is een recidive cijfer van 6,25%. Dit is laag. Als je alleen het seksuele delict meerekent, hetgeen de meeste onderzoekers doen, dan is dit 3,13%. Dit is erg laag.

Wij hebben de zelfhulpmethode al vele jaren benut in de plaatselijke werkgroepen van de NVSH - niet in alle groepen overigens, sommige daarvan geven principieel geen hulp. Zelf heb ik sinds ongeveer twintig jaar met deze methode gewerkt in verschillende groepen.

Wat wij zagen gebeuren is dat de leden gaandeweg hun diepere gevoelens gingen herkennen en accepteren. Er ontwikkelde zich een sfeer van kameraadschap in de groepen. Mensen komen er in met "Oh! Ik heb een groot probleem! Ik schijn zekere gevoelens te hebben! Wat moet ik nu?" Dit gevoel van paniek verdween vrij snel en maakte plaats voor toekomstperspectief. Wij zagen de mensen elk hun eigen manieren vinden om met hun gevoelens om te gaan. Sommige verdwenen na een poos met een "Bedankt!" Andere bleven in de groep om de volgende nieuwkomers op te vangen.

Een ander resultaat is dat elke groep, en gaandeweg ook de groepen met elkaar, ethische richtlijnen heeft ontwikkeld. In de loop der jaren hebben we deze "de vier beginselen en het P.S." genoemd. Ze staan beschreven in mijn artikel 'Ik wist er geen raad mee'. Ze zijn ook genoemd door de Nederlandse psychiater Gerard Roelofs en in het artikel Zijn er criteria voor een positieve ervaring? van de Nederlandse psychiater Frank van Ree.
Ook Heather Elisabeth Peterson beschrijft hoe zich gaandeweg een ethiek ontwikkelde op de zelfhulp web sites. Peterson vermeldt een tendens tot celibatair leven en tot het socialiseren van de gevoelens. Hetzelfde kan ik melden over de groepen waarover ik het hier heb. Verreweg de meeste leden daarvan leven celibatair.

Ik schat het aantal mensen dat op deze wijze is opgevangen op een 100 mensen in een periode van bijna 20 jaar. Voor zover mij bekend, hebber zijn er 16 hiervan eenmalig veroordeeld en vervielen er twee in recidive, een seksueel, de ander niet-seksueel.

Dit is een recidive cijfer van 12,5%, het dubbele van Kirkegaard's resultaat, maar net onder Hanson's gemiddelde van 13,4%; net boven Robinsons's cijfer van 10% voor behandelde mensen, ruim onder zijn cijfer van 20% voor niet-behandelde mensen. Als we alleen het seksuele delict meerekenen, zoals de meeste onderzoekers doen, wordt het cijfer 6,25%: een persoon in twintig jaar werken met de zelfhulpmethode. We kunnen niet eens beweren dat dit geval van recidive een resultaat is van de zelfhulpgroep, want deze persoon heeft ook beide andere methoden van behandeling gehad. Ook lag er lange tijd tussen diens lidmaatschap van de groep en diens recidive. 
Deze cijfers komen niet van 'hard onderzoek' omdat wij, toegegeven, zulk onderzoek niet hebben opgezet. Het zijn bescheiden schattingen, zo eerlijk als mogelijk gedaan. Merk daarbij op dat de 'steekproef', 100 personen, niet al te klein is en de periode, 20 jaar, redelijk lang.

Tot besluit

Geen enkele methode kan 100% succes en 0% recidive verwachten. Elke methode heeft blijkbaar zijn eigen kracht en zwakte, in het bijzonder als we onderscheid maken tussen onze cliënten, zoals ik al deed in het schema. Daar valt te zien dat ik de eerste methode alleen wil inzetten voor cliënten die niet in staat zijn te communiceren en zichzelf in de hand te houden. Voor cliënten die  wel kunnen communiceren, die kunnen luisteren en zichzelf in de hand hebben is de zelfhulpmethode een goed alternatief. Deze methode is heel wat humaner dan de eerste. Hij is ook minder duur en, binnen zijn eigen grenzen, redelijk effectief. Deze methode verdient het om nader uitgeprobeerd, onderzocht en ontwikkeld te worden. De zelfhulpmethode kan, gecombineerd met steunkringen, heel behulpzaam zijn voor mensen die vanuit de gevangenis terugkeren in de maatschappij. In plaats van hen alleen maar te registreren en te controleren, zouden we hen eens kunnen gaan ondersteunen. Als we ze alleen maar loslaten, zal het gevoel van maatschappelijk isolement  wel eens de volgende stressveroorzaker kunnen zijn.

Ik herhaal nog even dat ik vanuit een bescheiden opstelling heb willen spreken, 'naar mijn bescheiden mening' dus. Aan het einde wil ik zeggen: laten we allemaal een beetje bescheiden zijn. Er was eens..., maar nog niet zo heel lang geleden, een tijd dat zelfbevrediging werd gezien als een gevaarlijk kwaad dat allerlei ziektes veroorzaakte - en zo werd er tot voor kort ook over homoseksualiteit gedacht. Nu worden menen met pedofiele gevoelens gezien als Het Grote Gevaar voor de mensheid. Maar zoals ik al zei, meer dan 25% van de mensen heeft deze gevoelens in zich.

Er was eens..., heel, heel erg lang geleden, een tijd waarin seksuologen dingen zeiden die later helemaal niet waar bleken te zijn... In die oude tijden zijn ze kennelijk misleid door ideologie, religie of politiek. Tegenwoordig kijken wij als wetenschappers natuurlijk dwars door die ideologieën heen. In onze tijd, vandaag en gedurende dit congres praten we met elkaar op een rationele, beleefde en bescheiden wijze. Ik wil hier wel door mee gaan en nodig u uit hetzelfde te doen.

[Start]     [Schema]     [Literatuur]